18 mei 2008

"NIET PULKEN!"

Het staat in grote kapitalen op het zachtroze velletje post-it, dat met een extra plakbandje-voor-de-zekerheid aan het kleine spiegeltje op mijn bureau bevestigd is. Talloze keren deed ik aan dat bureau, voor dat spiegeltje, tien maal langer dan noodzakelijk over het inzetten of uitdoen van mijn lenzen. Gevangen door mijn reflectie, afgeleid van mijn lenzen, inspecteerde ik ieder puntje, pukkeltje en puistje op mijn kin, neus en voorhoofd. Deze zogenoemde T-zone pulkte ik daarna genadeloos kapot. Ieder puistje werd onthoofd, elke mee-eter werd door twee venijnige vingers uit zijn onderkomen gezet en alle korstjes die na/door de vorige inspectiebeurt als kleine daken op de wondjes waren gegroeid, werden stuk voor stuk door een scherpe nagel van hun helende taak verlost.
Het slagveld wat overbleef was helaas nooit overtuigend genoeg om een volgende keer te voorkomen. Ik bedekte mijn gehavende gezicht met make-up en kon dan eenvoudig negeren wat ik aanrichtte.

Lange tijd begreep ik niks van mijn gedrag. Waarom kon ik niet stoppen met mezelf kapot maken?
Inmiddels weet ik dat dit soort pulkgedrag theoretisch gezien op 3 manieren verklaard kan worden: het kan vergeleken worden met stress-verlagend nagelbijten, met gevoels-uitdovende zelfbeschadiging of met krabben-als-iets-jeukt-gewoon-omdat-het-lekker-is.
Terwijl ik voor alledrie deze verklaringen alleen maar onmogelijk moeilijke oplossingen zag, ontstond mijn eigen theorie: mijn gepulk is een tic-achtige verslaving waar ik simpelweg van zal moeten afkicken. Eén van die 3 theoretische opvattingen van hierboven zal vast ten grondslag aan deze verslaving liggen, maar is waarschijnlijk, zoals geldt bij veel onverklaarbaar gedrag, vervangen door gewoonte.

Zoals het hoort bij verslavingen besloot ik 1 januari (j.l.) te stoppen. toen ik 7 januari echt door mijn uitstel-smoezen heen was, begon mijn afkickpoging daadwerkelijk en ik deed álles om te voorkomen dat ik met mijn handen richting mijn gezicht ging. Ik weet nog goed dat deze poging vrij ónvlekkeloos verliep. Slaapdronken pulkte ik namelijk op 7 januari 's ochtends binnen een half uur het eerste korstje van mijn kin. Klaarwakker als ik toen acuut was, realiseerde ik me dat mijn goede voornemen me waarschijnlijk nóg moeilijker af zou gaan dan ik van te voren had ingeschat. Toch speelde ik het klaar. Eventjes. Hoe lang dat heeft geduurd weet ik niet meer, maar ik vermoed dat het pulken er toch al snel weer in begon te sluipen.

Volledig teruggevallen in mijn oude, verwoestende gedrag, plakte ik enkele dagen geleden, van plan om een nieuwe poging te wagen, ietwat beschaamd het verbiedende briefje midden op mijn spiegeltje, voorkomend dat ik mijzelf kan bekijken (in-de-spiegel-kijkend-pulken is schadelijker dan 'blind-pulken', vandaar dat mijn maatregel alleen die vorm bestrijdt).

NIET PULKEN!

staat er dik onderstreept op geschreven. Alleen als ik mijn lenzen in- of uitdoe, klap ik het papiertje even naar achteren, waardoor post-it en tekst gezamenlijk onzichtbaar zijn.


...En soms als ik iets vervelends uitstel. Dan kan ik me soms niet inhouden...
...maar ook soms juíst als ik me verveel...
...en daarnaast als ik een niet eerder ontdekt pukkeltje voel...
...en als dat ene korstje er 'even snel af moet'...

5 mei 2008

4 en 5 mei 2008

Gisterenavond klokslag 8 uur was heel Nederland 2 minuten stil. Ik ook. Met mijn mond stijfdicht werkten mijn hersens op volle toeren. Ik kon het niet helpen, maar ik vroeg me af hoe het meisje-met-de-trompet het voor elkaar kreeg precíes om 20.00.00 klaar te zijn met het welbekende dodenherdenking-deuntje. En zou ze nou erg zenuwachtig zijn? Ook vroeg ik me af hoe lang we nog met zijn allen dodenherdenking zullen vieren. ("Vieren".) Komt er een moment dat de tweede wereldoorlog té lang geleden is? Zal dodenherdenking over tientallen jaren misschien een fenomeen zijn waar enkele tientallen mensen aan deelnemen, terwijl de rest van Nederland rustig doorgaat met zijn dagelijkse bezigheden? Misschien is deze verandering dit jaar al wel begonnen. De meest gelovige mensen van ons land, de mensen voor wie zondagsrust een heilig goed is, mensen die vinden dat je niet 2 minuten van je zondag op kan geven om even aan oorlogsslachtoffers te denken in plaats van aan God, die mensen hebben hun dodenherdenking naar zaterdag verplaatst. Onbegeleid door muziek, misschien wel met een stopwatch in hun hand, zijn zij zaterdagavond om 8 uur 2 minuten stil geweest. Toch anders, lijkt me. De beelden van de Amsterdamse Dam horen er voor mij toch wel bij. Ik bedoel... ik denk wel vaker twee minuten lang in stilte aan nare dingen. Of het nou gaat om oorlog of andere mensenlevens nemende zaken. Het is voor mij pas dodenherdenking als ik op 4 mei naar een zwijgende mensenmassa op de Dam zit te kijken, daarna de koningin het volkslied zie zingen en dan een stel belangrijke mensen waarvan ik er vaak maar enkele ken kransen zie leggen hangen voor het monument. Zou dat voor onze meest gelovige Nederlanders anders zijn? Zouden zij het niet heel raar hebben gevonden om zonder al die begeleiding stil te moeten zijn?
Denkend over deze situatie bedacht ik dat God misschien wel flink baalt van zijn trouwe aanhangers. Normaal kan hij op 4 mei rekenen op 2 minuten stilte vanuit heel Nederland, en dit jaar wordt die rust door een stelletje fanatiekelingen verstoord.

Maar goed. Die 2 minuten waren zo om. Dat vind ik ieder jaar weer. 120 seconden zijn veel te kort, als je bedenkt om hoeveel doden het daadwerkelijk gaat: 72 miljoen doden. Een snelle berekening vertelde mij dat dat anderhalve microseconde betekent. Wij kunnen ons als mensen misschien nog nét iets bij milliseconden voorstellen, maar microseconden zijn voor ons betekenisloos. Anderhalve microseconde per dode is dus niets. In werkelijkheid herdenken wij oorlogsslachtoffers natuurlijk langer dan die 2 minuten per jaar, we doen het alleen maar eens per jaar zo massaal.

Maar waar denk je nou aan, tijdens die 2 minuten? Voor mij als 21-jarige, valt dat nog niet mee. Ik ken geen mensen die zijn overleden in de oorlog. Mijn opa's en oma's waren nog kinderen in de tijd van de oorlog, en zijn hier zonder kleerscheuren doorheen gekomen. Behalve Anne Frank, ken ik dus geen oorlogsslachtoffers. Toch heb ik geen microseconde aan Anne Frank besteed gisteren. Ik dacht even aan mijn oma, bij wie het woord oorlog nog steeds derdegraads kippenvel oplevert. En ik dacht aan de oorlogen van nu. Oorlogen waar ik meer gevoel bij heb, meer bij betrokken ben, maar toch zover vanaf sta. Misschien maar goed dat we niet langer dan 2 minuten stil hoeven te zijn en na te denken. Vrolijker word je er namelijk niet van.

Vandaag, 5 mei, vieren we met zijn allen dat we bevrijd zijn. En vooral dat we nu vrij zijn. Wij mogen denken en zeggen wat we willen (behalve over de koningin en haar familie), we mogen schrijven waarover we maar willen schrijven (behalve bij sprake van laster en smaad) en we mogen doen wat we maar willen doen (behalve als we daarmee een wet overtreden of andere mensen lastig vallen). Behalve dat mijn drie behalve's mij aan het denken zetten over de misschien toch niet onbegrensde vrijheid waarin ik leef, bedacht ik ook dat vrijheid vrij gevaarlijk kan zijn voor je eigen vrijheid in dit land. Ga je maar eens nét wat te vrij gedragen, en je vrijheid wordt zó tot een cel tot een cel van 10 m2 beperkt.
Is het goed dat wij zo vrij worden gelaten? Is het goed dat wij de vrijheid hebben om foute dingen te doen, omdat we daarvan leren? Is onze vrijheid belangrijker dan het handjevol mensen dat anderen kwaad doen door het uitbuiten van hun eigen vrijheid?

Hoe dan ook en ondanks alles: vrij zijn van oorlog is ons allen ontzettend waardevol. De vrede in ons land is niet optimaal, maar het wel waard om even bij stil te staan. Ik ga zo even heerlijk van de zon genieten buiten. En ik hoef niet bang te zijn voor rondvliegende kogels, bermbommen, vechtende burgers of binnenvallende veroverende mensen. Ik hoef alleen maar op te passen dat ik niet verbrand. Wat een luxe.