30 augustus 2004

Moeilijk

Sommige dingen in het leven zijn heel moeilijk. Zo is er bijvoorbeeld een spreekwoord wat zegt dat vrienden máken niet moeilijk is, maar vrienden houden wel. Dit laatste bewijst zich keer op keer in mijn leven. Dat hoort dus, kennelijk, maar dat maakt het niet minder moeilijk.

Zo bestaat er een heel lieve meid die ik sinds de brugklas ken. Dat is op een week na, geloof ik, 6 jaar geleden. In die zes jaar zijn we voor zover ik weet altijd vriendinnen geweest. Soms kwam het wat meer van de ene kant, soms wat meer van de andere. Op sommige momenten waren we heel close en op andere momenten was onze gemiddelde conversatie een vluchtig 'hoi' - 'hoi'. Toch heb ik nooit echt het idee gehad dat ik haar kwijt was. Ik vertrouwde haar, zag haar als iemand op wie ik terug kon vallen. (En dat zegt wat bij mij ) Toch is het nu mis. Hoe het is gekomen weten we eigenlijk allebei niet, maar it hurts, like hell. Misschien klinkt dat overdreven, maar zo voelt het momenteel.

Het rare is, dat we inmiddels allebei een aantal mailtjes naar elkaar hebben gestuurd en de boel eens flink uitgepraat hebben (voor zover dat via mail mogelijk is) en allebei graag willen dat het weer goed komt. Maar wat zeg je tegen iemand die je al maanden niet gesproken hebt? Wat zeg je tegen iemand waarvan je tot op de dag van vandaag nog niet eens wist wat voor opleiding ze ging doen, omdat je het niet durfde te vragen? Hoe moet je je gedragen tegenover iemand die dingen over je gezegd heeft die normaal gesproken onvergeeflijk zouden zijn? Hoe moet je houding zijn als je iemand daarna weer spreekt?

Ik wil wel praten, ik wil weer samen lachen en desnoods ook samen huilen. Maar die eerste stap is zó verdomd moeilijk. En het blijft zó ontzettend makkelijk om me gewoon te blijven verschuilen in de stilte. Toch moet één van ons iets doen. En tot die tijd, blijven we gewoon doorgaan met deze variant op verstoppertje. Een spelltje dat pijn doet. Althans, bij mij.

En bij haar? Ik hoop het (niet).

17 augustus 2004

Mijn verleden..

En daar stond ik dus, oog in oog met het meisje dat mijn leven mijn hele basisschooltijd zuur heeft gemaakt. Zij beantwoordde mijn aandacht met een betekenisloze blik. Zou ze me herkend hebben? Het is al 6 jaar geleden.
Onbewust gingen mijn gedachten terug in de tijd. De dingen die zij heeft gedaan zijn onvergeeflijk. Stelen is verboden, zij stal mijn spullen en liet anderen dat met haar overheersende gezag hetzelfde doen. Geweld is meestal zinloos, zij sloeg en schopte me geregeld tot ik bont en blauw zag. Schelden doet geen pijn, maar haar woorden vliegen nog regelmatig door mijn hoofd. Ik was te dik, te klein, te slim, te dom, te lelijk, kleedde me niet modieus en kon eigenlijk niets goed.
Wat was ik blij toen ik eindelijk klaar was op die basisschool, en nog veel blijer was ik, toen ik 3 jaar later vanuit het gehucht waar die school staat naar Rotterdam verhuisde. Natuurlijk had ik die pesterijen inmiddels gedeeltelijk achter me gelaten, maar toch was een van mijn eerste gedachte toen de verhuizing vast stond dat ik haar nooit meer zou hoeven zien.
Dat klopte, tot vandaag. En wat het met mij doet is meer dan ik had verwacht, en nog meer dan dat ik zou willen. Dit stukje van mijn verleden laat me dus niet los, hoewel ik dacht het te hebben afgesloten. En hoewel zij nu behoorlijk stevig is, en klein en er nog slecht uitzag ook, voelde ik me op mijn stoel in de bus steeds kleiner worden, wetend dat zij achter me zat.
Niet eens wetend, of ze überhaupt wel wist wie ík was.

16 augustus 2004

Roken, een zonde?

'Maar ik rook niet!' is het excuus van verschillende jongens en meisjes in de anti-rook-spotjes, nadat ze vaak iets onvergeeflijks bij een ander hebben gedaan. Hoe erg ze die anderen ook pijn doen, hoe vreselijk ze diegene ook voor lul hebben gezet, het feit dat zij niet roken maakt alles goed. Hierdoor worden niet-rokers boven de rokers in onze maatschappij geplaatst. In mijn omgeving en vriendenkring is dit op het eerste gezicht net zo. Maar als je íets beter om je heen kijkt is roken helemaal geen zonde.

Mensen steken nóóit hun eerste sigaret op omdat ze 'trek hebben in een peuk' of omdat ze 'de rook van andermans sigaretten zo lekker vinden ruiken'. Nee, mensen doen dit óf omdat ze nieuwsgierig zijn, óf omdat ze stoer willen doen. In dat eerste geval zullen die mensen dat ook nóoit in hun eentje uitproberen. Want wat heeft dat voor zin? Een pakje Marlboro kopen van 3,90 en je gezondheid samen met dat bedrag inleveren? Nee, dat doen mensen niet, mensen 'bietsen'. Dat wil zeggen, ze vragen heel nonchalant aan iemand die ze kennen: 'heb jij toevallig een sigaretje voor mij?' Onder de rokers is het heel gebruikelijk om sigaretten uit te delen, dus de kans is erg groot dat diegene een sigaret in zijn handen geduwd krijgt. Om het vuurtje hoef je overigens niet eens te vragen, die houdt jouw gulle gever al snel een centimeter of tien voor je neus. Als deze nieuwsgierige het vies vindt, wat in de meeste gevallen het geval is, zal deze nooit uit zichzelf een pakje sigaretten kopen. Maar iedere keer dat hij weer samen is met zijn gulle gever rookt hij of zij een sigaretje mee 'voor de gezelligheid'. Totdat anderen zien dat hij of zij rookt en ook op andere momenten sigaretten gaan aanbieden. Als ze op een gegeven moment een opmerking maken over geld en eerlijkheid en dat 'sommige mensen nooit hun eigen sigaretten roken' besluit onze nieuwsgierige toch maar zelf een pakje te kopen. En nog een, en nog een... totdat het een pakje per dag is geworden en diegene zich plotseling realiseert dat dit een verslaving is. Welkom tot de wereld der rokers, staat er op een niet-tastbaar contract. Jammer genoeg leest niemand de kleine lettertjes, dus weet niemand dat ze nooit meer met niet-rokers zullen zoenen zonder kokhalsneigingen te veroorzaken, dat ze op tientallen ziektes risico lopen en dat hun conditie nooit meer zal tippen aan die van niet-rokers.
Voor stoer-doeners gaat het eigenlijk hetzelfde, want ook dezen vinden hun eerste sigaret écht niet lekker (met uitzondering van die enkele te verwaarlozen procent van de bevolking) en een tweede steken ze écht alleen maar op als die hun aangeboden wordt. Deze mensen zullen echter eerder zelf pakjes kopen, omdat het uitdelen van sigaretten veel stoerder is dan het 'bietsen' bij anderen. En ook deze stoer-doeners realiseren zich op een bepaalde dag dat ze verslaafd zijn en tekenen het zelfde onzichtbare contract.

Deze twee rokers vallen op dat moment buiten de groep van de niet-rokers. Deze laatsten vinden roken vies en willen eigenlijk niet dichter dan tien meter bij een brandende sigaret komen. In de groep rokers worden ze echter (te) gemakkelijk opgenomen en het lijkt net alsof ze nooit bij de andere kant hebben gehoord. Door de buitenwereld worden ze aangemoedigd om te stoppen, en ook binnen de rookgroep wordt stoppen als iets stoers gezien. Iets waarvoor je ballen nodig hebt. De meeste rokers missen namelijk de échte motivatie om te stoppen. Ze willen het wel, maar ze doen geen serieuze en succesvolle pogingen. De rokers die deze motivatie wél bezitten worden op handen gedragen. 'Hem/Haar lukt het wel, wat goed! Nu ga ik het zeker ook weer proberen,' zullen ze roepen. Ook de niet-rokende buitenwereld feliciteert en complimenteert de stoppers, want 'stoppen met roken is niet makkelijk', dat weet toch iedereen.....

Dus, of roken een zonde is? Volgens mij niet. Dood ga je toch wel, of dat nou wat eerder is door die sigaretten lijkt mij niet belangrijk, na je 60e is er toch geen reet meer aan je leven. De enige voorwaarde is dat je moet stoppen. Begin met roken en stop daarna weer en je wordt als een held ontvangen.

Belachelijk. Maar wel de realiteit.

Olympische spelen

In een stadion dat zeker door een aantal getalenteerde architecten is ontworpen, werd vrijdagavond het olympisch vuur door de laatste deelnemer aan de langste estafette ter wereld aangestoken. Een prachtig televisie moment, wat in real life natuurlijk nog veel prachtiger moet zijn geweest. Dit laatste kon je ook overduidelijk zien aan de kleine knipperende witte lichtjes in het publiek; flitsen van camera's, foto's makend die je vol trots en enthousiasme bij iedere volgende verjaardag rond zal laten gaan.

Dit 4-jaarlijkse evenement vergt een groot organisatorisch team. Want wat er allemaal bij die spelen komt kijken, en van wat dus allemaal door het organiserende land geregeld moet worden, dringt waarschijnlijk maar een fractie bij ons door. Die vier jaar zijn dan ook hard nodig, en worden tot en met de laatste minuten volledig gebruikt om alles klaar te maken voor deze nieuwe geschiedenisschrijvende gebeurtenissen. Hoewel bij íedere spelen het organiserende land ervan beschuldigd wordt te laat te zijn begonnen, verkeerd te hebben gepland en onvergeeflijke fouten te maken, verloopt iedere keer eigenlijk zonder al te grote problemen. Wat die organisatie allemaal kost is al helemáál niet iets waar wij enigzins juist naar kunnen gissen. Ik denk dat er bedragen in omgaan die ík niet een kan uitspreken. Natuurlijk zijn er ontzettend veel sponsors, maar dan nog: tijdens de eerste spelen, nog voor de geboorte van Christus, was het allemaal een stuk primitiever.

Waarom het tóch weer iedere keer doorgaat? Daar kan ik eigenlijk maar één reden voor bedenken. Saamhorigheid. Tijdens de spelen wordt er een gezonde, geweldloze en sfeervolle strijd gestreden. Heel wat anders dan al die oorlogen dus. En dat vind ik goed. Even tijdelijk de strijdbijl begraven en gewoon samen een leuk spelletje doen. Het zal natuurlijk geen vredesverklaring tussen de VS en Irak veroorzaken, maar ik denk wel dat het resultaat er mag zijn. D
Dit principe geldt trouwens alleen voor de Olympische spelen. Denk maar eens aan het WK voetbal en alle rellen die uitbreken als bepaalde landen niet naar behoren presteren.

Nee, de Olympische Spelen zijn uniek daarin. En ik hoop ook, dat wat er ook met onze wereld mag gaan gebeuren, dat die spelen altijd zullen blijven bestaan, ook al zijn dat dan misschien wel de enige paar weken per vier jaar dat mensen in vrede met elkaar leven.
De Olympische Spelen verdienen goud. En daarbij proost ik op nog oneindig veel sportplezier.