18 januari 2012

Getuige

Hij viel me al op vanaf de ingang van het winkelcentrum. Hij was druk om zich heen aan het kijken, waardoor zijn looptempo soms vertraagde en ik bijna op zijn hielen stapte. Terwijl ik hem inhaalde, genoeg hebbend van het aanpassen van mijn snelheid, stopte hij resoluut bij een koffietentje, waar hij een zwarte gebreide muts van het hek afpakte. Even plotseling als hij was gestopt, liep hij weer verder. Nu was het mijn beurt om te vertragen en ik liet de man weer voorbij lopen. Nieuwsgierig en enigszins verbaasd observeerde ik hem. Hij zette de muts op zijn hoofd en vervolgde zijn weg met grote zekere stappen. Hij was al op me uit aan het lopen en toen bleek dat hij links ging waar ik rechts moest, staakte ik mijn achtervolging.
De zwarte muts, waarschijnlijk door een vriendelijke voorbijganger gevonden en op het hekje van het koffietentje gelegd in een poging hem weer te verzoenen met degene die hem daar was verloren, is volgens mij niet bij de rechtmatige eigenaar terug. Deze man is misschien officieel geen dief. Maar het zich toe-eigenen van de muts, gebruik makend van zijn eigen snelheid en de onoplettendheid en onverschilligheid van omstanders, is op zijn minst oneerlijk te noemen.
Ondanks mijn verbazing over de situatie bemoeide ik me er niet mee. "Meneer, is dat wel uw muts?" zou ik hem op strenge toon kunnen vragen. "Hou je er buiten!" zou hij mogelijk vervolgens zeggen, of misschien krijgen we wel ruzie, of hij negeert me simpelweg en loopt verder. De kans dat hij zegt: "Ja, je hebt gelijk, ik had hem niet moeten pakken. Weet je wat, ik ga hem meteen terugleggen!" is bijzonder klein.

Om het bijbehorende conflict te vermijden houd ik mijn mond in situaties als dit. Je weet maar nooit hoe hoog het conflict oploopt en waarschijnlijk heeft mijn vermanend toespreken weinig effect. Ik zeg dus niks tegen mensen die een snoepje pakken uit de schepbakken in de winkel, ik hou mijn mond als een voorbijganger zijn afval op straat gooit en als ik zie dat iemand zwart rijdt in de metro zal ik me er niet mee bemoeien.
Voor jullie geldt hetzelfde toch? Volgens mij houden we allemaal liever onze mond. Zolang we er zelf geen last van hebben, doen we alsof onze neus bloedt.

Toch vraag ik me soms af of we misschien juist wel iets van dergelijke kleine misstanden zouden moeten zeggen? Moeten we elkaar niet op het rechte pad houden? Want als je sanctieloos met zulke relatief onbelangrijke dingen wegkomt, ga je dan niet steeds ergere dingen doen, wetend dat je toch ongestraft zult blijven?

Desondanks hou ik dus mijn mond als 'getuige'. Doe alsof ik niets zie. Vertel later misschien aan een vriendin wat voor bizars ik meemaakte, waarna we samen klagen over het steeds asocialer worden van onze samenleving. Of zijn wij als zwijgende getuigen eigenlijk net zo asociaal.....?

14 januari 2012

Discriminatie?

Ik zag deze week twee films met racisme als thema: The Help; een Amerikaanse film die zich afspeelt in de jaren '60, en Doodslag; een Nederlandse film, met Theo Maassen in de hoofdrol. Beide films maakten veel indruk op me, waarschijnlijk nog versterkt door het feit dat ik ze kort na elkaar zag.
De discriminatie die in The Help te zien is vinden wij tegenwoordig onvoorstelbaar. Met gekromde tenen zag ik hoe de Afro-Amerikaanse vrouwen die wel door de blanken worden ingehuurd om hun huishouden te doen, tegelijkertijd geen gebruik mogen maken van hun WC's en behalve onderbetaald ook nog volledig respectloos behandeld worden. Nu, in de 21e eeuw, is discriminatie verboden volgens zowel onze Nederlandse grondwet als de Amerikaanse 'constitution' en kennen we zelfs een term als positieve discriminatie om maar te zorgen dat er écht niet gediscrimineerd wordt. De Verenigde Staten hebben momenteel bovendien hun eerste niet-blanke president! Een wereld van verschil met 50 jaar geleden. Toch?
De film Doodslag laat een andere kant van het verhaal zien. Een Marokkaanse jongen wordt doodgeslagen en de dader krijgt na het uitzitten van zijn gevangenisstraf bedreigingen naar zijn hoofd van de vrienden van de jongen. Ze beschuldigen hem van racisme, ook al was het ras van de jongen voor de dader volledig irrelevant. Tegenwoordig voelen minderheidsgroepen (en dat bedoel ik puur kwantitatief) zich soms iets te snel slachtoffer van discriminatie. Waardoor ze zichzelf in feite discrimineren. Autodiscriminatie? (Staat dat woord al in de Van Dale?) Een soort self fulfilling prophecy eigenlijk. Er al vanuit gaan dat anderen je zien als van een lagere klasse, en dan ook op basis daarvan op die ander reageren, waardoor je je minderwaardig opstelt. Waarschijnlijk zit in alle vormen van autodiscriminatie wel een kern van waarheid. Desondanks zouden we waarschijnlijk meer in ons leven bereiken als we ons niet zo zouden laten beïnvloeden door wat anderen misschien wel over je zouden kunnen denken.
Voor mij geldt dit ook. Misschien vooral op professioneel vlak, maar ook in andere situaties, kan ik soms denken dat men mij als jong en onervaren ziet en ik daarom niet serieus genomen word. Gedeeltelijk zal dit waarschijnlijk waar zijn, echter kansen om mezelf dan wel te bewijzen, laat ik soms (uit angst?) liggen, waardoor ik het beeld van anderen eerder bevestig dan ontkracht. Zonde. Maar ook lastig te veranderen.

Hieruit volgend ontstond een tweede zelfkritische vraag: hoe racistisch ben ik eigenlijk naar anderen?
Ik denk eigenlijk niet dat racisme altijd een keus is. Ik denk dat ook de minst racistische personen soms discriminerende gedachtes hebben. Misschien wel (bijna?) automatisch. Discrimineren doe je immers niet voor je lol, je doet het uit zelfbescherming; uit angst voor een bepaalde groep. Wanneer ik discrimineer?
Als ik in het donker op straat loop en een groep jongens zie die wat lachen en stoer doen, loop ik er met een ruime boog omheen... Als ik in een wat ongure wijk in Rotterdam loop houd ik mijn tas steviger vast als ik een jongen met pet, Nike Air Max en trainingsjas passeer, dan als ik een oud vrouwtje tegenkom... Als een man in net pak mij om wisselgeld voor een automaat vraagt, zal ik daar eerder mee instemmen dan als diezelfde man ongeschoren en op blote voeten op mij afstapt...
Is dit allemaal onterecht? Of is het een prima strategie om mezelf in veiligheid te houden?
Of het nu terecht of onterecht is; ik denk dat er mij verder weinig kwalijk genomen kan worden op het vlak van discriminatie. Of iemand nu homo, allochtoon, gehandicapt, wanstaltig lelijk of 100 kilo te zwaar is; ik behandel iedereen met respect. Daar hoef ik geen medaille of lintje voor hoor. Ik vind het doodnormaal.

Of het daadwerkelijk normaal is, vraag ik me echter af... Soms schrik ik ervan hoe mensen om mij heen over anderen praten. Hoe veroordelend ze kunnen zijn. En misschien doe ik dat ook wel, zonder me daar nu bewust van te zijn. Als ik denk aan de moeite die een homokoppel moet doen om te trouwen, hoe lastig het is voor een gehandicapte om werk te vinden en hoe elke willekeurige moslim angstig wordt aangekeken in het vliegtuig na de aanslagen op 11 september 2001, besef ik dat we er nog (lang?) niet zijn. Ook al is het de 21e eeuw en is er al veel veranderd vergeleken met een halve eeuw geleden; discriminatie is nog altijd een wezenlijk probleem.
Zullen we over nog eens 50 jaar in een wereld vol gelijkheid leven? Of zit discriminatie-loos leven misschien niet in onze aard? Ik ga er geen geld op inzetten.....

11 januari 2012

Creativiteit

Volgens mij is het altijd al zo geweest. Ik kan het me in ieder geval niet anders herinneren.
Ik weet nog dat ik als klein meisje in de keuken aan de slag ging met een maak-zelf-kaarsen-pakket en de mooiste kleurcombinaties probeerde te maken. Ik weet nog dat ik op een kinderfeestje van een vriendin leerde om 3D-kaarten te maken, waar ik daarna nooit meer mee gestopt ben. Ik weet nog dat ik een schriftje met notenbalken wilde hebben, zodat ik mijn eigen muziek kon componeren. Ik weet nog dat ik zelf een (5-pagina's lang?) boek schreef/tekende, wat daarna door de kopieermachine op mijn vaders werk 'uitgegeven' werd.

Nu ben ik 25, 'volwassen', en nog steeds haal ik mijn plezier uit dezelfde dingen: al mijn hobby's hebben creativiteit als kenmerkende eigenschap. Het is wel anders dan vroeger. Ik pak het wat serieuzer aan, streef wat meer naar kwaliteit, maak een vooropgesteld plan in plaats van zomaar wat te doen. Dat zal wel bij volwassen worden horen. Als kind ben je toch wat vrijer, je hebt dan niet per se inspiratie nodig om ergens aan te beginnen. Sterker nog; dat eerder genoemde zelf 'uitgegeven' boek barstte van het plagiaat. Het was gebaseerd op een tekenfilm, waarbij ik zowel het verhaal als de namen van de hoofdpersonen slechts zo minimaal had veranderd dat iedereen de oorsprong er zonder moeite uithaalde. En bij gebrek aan een geschikte melodie voor het liedje wat ik wilde schrijven, gebruikte ik gewoon een nummer wat ik al kende en verving de tekst voor mijn eigen verzinsel. Geen probleem uiteraard. Niet als kind, maar natuurlijk ook niet als volwassene: zolang je niet doet alsof je het zelf hebt verzonnen, zal niemand bezwaar maken. Daarom bestaat muziek maken voor mij tegenwoordig uit het naspelen en nazingen van andermans nummers. Als ik nu teken of schilder, ligt er een voorbeeldplaatje naast mijn papier. En als ik kook of bak is er altijd wel een recept dat ten grondslag ligt aan wat ik aan het maken ben.

Maar met schrijven is het anders. Als ik nu schrijf werk ik aan een écht persoonlijke creatie. Sinds 2003 plaats ik mijn schrijfsels op deze weblog. Ondanks de nodige ups, downs, stiltes en oplevingen staat hier inmiddels een flinke verzameling aan teksten. De één is serieus, de volgende pure flauwekul, soms gaat het over een algemeen maatschappelijke kwestie, een andere keer over mijn eigen luxeprobleem. Hoe dan ook en wat ik ook schrijf, ik weet zeker: dit is mijn ding, hier kan ik mijn creativiteit en de rest van mijzelf in kwijt. En zoals ik al ooit eerder zei: ik wil er iets mee. Ik wil zo goed, leuk of mooi (leren) schrijven dat mensen mijn boek in hun kast willen hebben.

Hoe ik dat project moet realiseren is me echter een raadsel. Ondanks het feit dat ik momenteel erg ruim zit in mijn vrije tijd en, in tegenstelling tot eerder, meerdere ideeën voor een geschikt plot in mijn hoofd heb, komt er weinig uit mijn handen. Kort geleden, op een dapper moment, begon ik met hoofdstuk 1. Het duurde zeker vier uur voordat ik het tot nu toe behaalde resultaat van 515 woorden op papier had staan. En eerlijk gezegd zou ik zelf al na een regel of twee afhaken; het lijkt nog nergens op.
Een boek schrijven is toch wel heel anders dan dit soort teksten op een weblog. Waar ik hier vrij kort en bondig van een inleiding via de kern richting het slot toeschrijf, is dat proces in een boek amper vergelijkbaar. Behoorlijk wennen dus. Maar uiteraard zet ik door! (En in de tussentijd blijf ik hier gewoon oefenen.) Tegen de tijd dat ik proeflezers nodig heb, horen jullie het!