19 september 2007

Winkelen!

Kennen jullie dat?
Dat je dus écht geen geld hebt, en door onze menselijke wat-je-niet-kan-hebben-wil-je-des-te-meer-eigenschap, kwijlend boven álle reclameblaadjes waarin kleding te vinden is hangt en je wanhopig moet realiseren dat je van het aantal euro's op je rekening nog niet eens een halve sjaal kan kopen?

Nou, ik dus wel. Toen de 'autumncollection' catalogus van de H&M gisteren in mijn postvakje lag, heb ik zeker een half uur besteed, aan het pagina voor pagina doorspitten van deze gids. Ik wilde álles hebben wat ik zag, en had de meest hippe ideeën qua combinaties met mijn huidige garderobe.
Hetzelfde geldt voor etalages. De winkels ga ik niet eens in hoor... maar de paspoppen die hun outfit achter die grote ramen staan te showen trekken ondanks mijn blutheid al mijn aandacht. Gehypnotiseerd stel ik mezelf voor in de leuke setjes die zij dragen en in mijn hoofd staat alles goed en loop ik als een echt model in die kleren rond.
Inmiddels ben ik al zeker een maand platzak en heb ik er een symptoom bij. Dat krijg je als je blutheid chronisch lijkt te worden. Het zijn namelijk niet alleen de kleren uit de reclamefolders en de etalages die ik wil hebben.. nee hoor. Ook als geen van die twee dingen in de buurt zijn ben ik in stilte aan het 'winkelen'. Iedere voorbijganger op straat, elke vriendin die ik zie en alle klanten die ik op mijn werk help bekijk en keur ik van top tot teen. In gedachten pas ik hun spijkerbroeken en zie ik mezelf in hun jassen lopen. Wéér wil ik alles hebben. En wéér moet ik beseffen dat ik al die mooie kleren uit mijn hoofd moet zetten.
Wat een marteling.

Godzijdank krijg ik morgen huur- en zorgtoeslag, aanstaande maandag studiefinanciering en volgende week woensdag salaris. Dus als jullie me zoeken daarna... ben ik winkelen!

Collegdag nummer 4.

Mijn docent van vandaag heeft zijn roeping gemist. Ik weet het zeker. Maar ik ben werkelijk dolblij dat hij dat heeft gedaan, want hij was geweldig vandaag. Jullie snappen straks wel wat ik bedoel.

Het college van vandaag ging over schizofrenie. (Dat betekent niet dat je een gespleten/meervoudige persoonlijkheid hebt, om die misvatting even te doorbreken. Het betekent dat je last van wanen hebt en hallucinaties en ook wel gedesoriënteerd bent en de realiteit een beetje (veel en vaak) kwijt raakt. - om het even simpel en in anderhalve zin uit te leggen.)
De docent begon met een filmpje waarin we een 21 jarige zagen, die alles, overduidelijk, niet helemaal op een rijtje had. Het meisje had een schizofrene stoornis, en zou daar waarschijnlijk nooit meer vanaf komen. De docent gaf daarna een heel levendig college, steeds terugverwijzend naar het meisje uit het filmpje, waarin hij ons actiever dan we gewend zijn bij het college betrok. Zó levendig dat hij toen hij het verschil tussen wanen (kenmerk van schizofrenie) en een manie (kenmerk van manische depressiviteit) wilde uitleggen het 'gewoon' maar even uitspeelde.
Hoe dat eruit zag? Nou, heel geloofwaardig. Alsof hij nooit wat anders doet.
Om waanideeën uit te beelden wees hij naar de luidsprekers, achter in de collegezaal, die bedoeld zijn om zijn stemgeluid via een microfoon ook op de achterste banken duidelijk te maken. Hij riep dat dat stiekem camera's waren, omdat ze hem in de gaten houden. Ze willen namelijk alles weten wat hij doet. En daarom zijn overal camera's. En ze geven hem ook boodschappen. In de krant soms, of op de radio. Wij zouden dat niet kunnen horen, maar híj hoort ze en begrijpt ze.
Om duidelijk te maken hoe een (hypo)manie eruit ziet, deed hij alsof hij in een gebouw stond en politie buiten zag staan, en opeens heel helder zonlicht zag. Dat was een boodschap van god, híj was uitverkoren om de politie te helpen en hij rende naar beneden. Hij ging met zijn armen wijd voor de politie staan en zei met een harde, zware stem dat ze moesten stoppen en dat hij ze wel zou helpen, dat hij orders van God heeft gekregen om dit te doen, en dat het allemaal goed kwam. Hij was de uitverkorene.

Het was, zoals ik al vertelde, heel geloofwaardig. Heel de zaal zat muisstil op het puntje van zijn stoel. Ik dus ook. En behalve dat deed hij nog veel meer met me. Hij maakte me laaiend enthousiast. Ik voelde me bijna een echte psycholoog op de momenten dat ik meedacht met wat hij vertelde over het meisje en alles waar zij last van had. Hij wakkerde zo'n ik-wil-hier-alles-over-weten-drang aan... en als een docent dat in één college voor elkaar krijgt is hij goed geweldig.

Helaas voor hem dat hij nooit voor een baan als acteur heeft gekozen, want dat is duidelijk zijn roeping. Maar fijn voor ons dat hij in doceren zijn roeping ziet. Anders zou collegedag nummer 4 nooit zo leuk zijn geweest!

17 september 2007

Collegedag nummer 3.

De docent vertelt en klikt door zijn sheets. Ik pen druk mee. Luister soms bedachtzaam. En luister soms maar half, omdat mijn gedachten me wegvoeren. Dan schrik ik wel weer wakker, een keer. Woorden als 'staat niet in boek' en 'belangrijk' of 'tentamenstof', werken als wekker in mijn dagdromen. Snel schrijf ik dan weer op wat de docent zegt. Het meisje naast me is elke keer als ik schrijf weer enthousiast. Over mijn rechterarm gluurt ze mee, en schrijft snel over wat ik neerzet. Ik ken haar wel, van vorige jaren. Maar ben wel benieuwd of ze ook van vreemden kopiëert.
In mijn tussenuren doe ik wat dingen op de computer. Lees een artikel. En word vooral afgeleid door alles en iedereen die langsloopt of in de buurt zit. Verhalen van anderen eisen mijn aandacht op, ook al zijn ze alles behalve boeiend. Ook al ken ik de verteller niet. Waarschijnlijk is het gewoon interessanter dan mijn artikel. Neuropsychologie is het onderwerp. Nooit mijn ding geweest.
Daarna nog een college. Cognitieve Neuropsychologie in de ontwikkeling van een kind. (Amen.) Het artikel wordt wat duidelijker. Godzijdank. Na weer 3 pagina's aantekeningen gemaakt te hebben, loop ik richting het station. Dit was dan collegedag nummer 3.



Inderdaad. Ik ben weer begonnen. En ben inmiddels over de helft.
Voor u staat schrijft een derdejaars student Psychologie.
En ja: damn proud of it, natuurlijk.

5 september 2007

Hoi Opa... (Dag Opa...)

Hoi Opa,

hoe gaat het? Ik vind het zo fijn dat je geen pijn meer hebt nu. Waar ben je nu? Houd het allemaal op, als je dood bent? Of is er zoiets als een hemel, waarvandaan je ons in de gaten kan houden? Ik hoop voor jou dat er een hemel is. Want dan kan je vanaf jouw wolkje álles volgen wat wij hier op aarde doen. Als een trotse opa.

De komende jaren heb je genoeg om trots te zijn hoor. Ík heb nog twee jaar om mijn studie af te ronden, en moet daarna een baan gaan zoeken. M. gaat het komende schooljaar afstuderen. C. zit nu nog een paar jaar op de basisschool, maar zal daarna de grote stap naar de middelbare school gaan maken. En P. is nu al bezig met grote stappen zetten. Het zal niet lang meer duren voordat hij zijn rijbewijs heeft. Het rijbewijs wat jij en oma hem voor zijn achttiende verjaardag gaven. Afgelopen maandag had hij zijn eerste collegedag in Eindhoven. Hij heeft gekozen voor een technische studie, zoals jij hem al jaren aanraadde. En hij is ook nog hard op zoek naar een studentenkamer. Ik weet zeker dat je er van baalt dat je niet kan helpen verbouwen en verven in zijn nieuwe optrekje. Want dat had je absoluut met plezier gedaan. Toen ík ruim een jaar geleden aan het klussen was in mijn kamer, hielp je op alle voor jou mogelijke punten en momenten. En op de dag van mijn verhuizing reed jij heen en weer, om al mijn spulletjes veilig over te brengen.

Want zo was je. Je had alles voor ons over. Ik heb er nooit misbruik van gemaakt, maar ik wist wel dat ik maar een kik hoefde te geven en je stond klaar om me ergens heen te brengen. Of me op te halen ergens vandaan. Of me te helpen met iets waar ik op mijn leeftijd nog helemaal niets van snap. Mijn belastingaangifte bijvoorbeeld.

Ja. Je stond altijd voor ons klaar. En je was trots op alles wat we deden. Ook al heb je dat nooit op die manier gezegd; ik weet zeker dat het zo was. Een week of 3 geleden zag ik je voor het laatst. Ik haalde jullie met de auto op om daarna bij papa te gaan barbecuen. Het was één van die zeldzame weekenden met lekker weer deze zomer. Voordat we wegreden merkte oma op dat dit de eerste keer was dat jullie bij míj in de auto zaten, in plaats van andersom. Nu zouden jullie gaan ondervinden of het geld wat jullie in het halen van mijn rijbewijs hebben gestoken goed besteed is. Ondanks mijn lichte nervositeit door die opmerking, parkeerde ik de auto even later na een foutloze rit met een scherpe bocht voor papa’s garagedeur. Oma zei het meteen. Ik had prima gereden, en het was hun geld waard geweest. Jij zei niks op dat moment, maar even later zei je wel tegen P.: ‘je zus kan goed rijden’. Ondanks de indirectheid van je complimentje betekende het veel voor me dat je dat zei. Je gaf me de bevestiging die ik nodig had: je was trots op me. En ik ga ervan uit dat je dat nog steeds bent. En ook altijd zal zijn. Een trotse opa. Hou ons daarom ook maar goed in de gaten.

De afgelopen dagen heb ik met veel mensen gepraat. Iedereen zei hetzelfde: ik heb veel herinneringen aan een leuke opa. Want een leuke opa was je. Tot je ziek werd kon je álles nog. Dus deed je ook van alles met ons. Toen ik nog maar nét kon lopen en amper kon praten trokken we er al samen op jouw fiets op uit. Dieren kijken in het hertenkampje. Of eenden voeren met een paar sneetjes oud brood. Toen P. oud genoeg was, nam je hem mee naar voetbalwedstrijden. We gingen samen met je schaatsen, zodra de Lekkerkerkse sloten het toelieten en je vertelde ons voor het slapen verhaaltjes over kabouter Puntmuts. Toen P. en ik wat ouder werden en wat meer onze eigen weg gingen, was C. er om leuke dingen mee te doen, om mee te spelen en om verhaaltjes te vertellen als ze kwam logeren.

Ik weet nog goed dat je ons altijd voor de gek probeerde te houden als we kwamen logeren. Zodra P. en ik de deur binnenstapten met een tas met logeerspullen, keek je verbaasd en vroeg je wat we kwamen doen. Als we dan enthousiast en in koor ‘logeren’ zeiden, keek je zorgelijk en vertelde je daar niks van af te weten. ‘Wist jij dat Nathalie en P. komen logeren? Hebben we dan wel genoeg eten?’ vroeg je daarna aan Oma. Oma keek ons dan altijd even geruststellend aan, en zei dan tegen jou dat ze dat natuurlijk wel wist, maar dat jij was vergeten. Jij gaf ons dan een dikke knipoog en zei: ‘Oh, wat dom van me! Nou, dan moet ik maar snel een verhaaltje over kabouter Puntmuts gaan verzinnen.’ Toen we wat ouder werden begrepen we dat je ons voor de gek hield. Maar pas véél later nog stopte je met het vertellen over kabouter Puntmuts. Want jouw verhaaltjes bleven leuk.

Opa… Wie had dit nou gedacht een jaar geleden? Jij en oma maakten nog wilde plannen voor vakanties en natuurlijk jullie grote huwelijksfeest waarvan niemand mocht weten waar het was. Het is zo snel gegaan. Veel te snel. Niemand had dit verwacht. Ik was nog niet eens aan het idee gewend dat je ziek was, toen ik hoorde dat we afscheid van je moesten gaan nemen. Je wilde niet meer. Je had te veel pijn. Dat snap ik. Je hoeft nu eindelijk niet meer te vechten.

Lieve Opa, rust zacht. Wij zullen je nooit vergeten en voor altijd missen.