5 september 2007

Hoi Opa... (Dag Opa...)

Hoi Opa,

hoe gaat het? Ik vind het zo fijn dat je geen pijn meer hebt nu. Waar ben je nu? Houd het allemaal op, als je dood bent? Of is er zoiets als een hemel, waarvandaan je ons in de gaten kan houden? Ik hoop voor jou dat er een hemel is. Want dan kan je vanaf jouw wolkje álles volgen wat wij hier op aarde doen. Als een trotse opa.

De komende jaren heb je genoeg om trots te zijn hoor. Ík heb nog twee jaar om mijn studie af te ronden, en moet daarna een baan gaan zoeken. M. gaat het komende schooljaar afstuderen. C. zit nu nog een paar jaar op de basisschool, maar zal daarna de grote stap naar de middelbare school gaan maken. En P. is nu al bezig met grote stappen zetten. Het zal niet lang meer duren voordat hij zijn rijbewijs heeft. Het rijbewijs wat jij en oma hem voor zijn achttiende verjaardag gaven. Afgelopen maandag had hij zijn eerste collegedag in Eindhoven. Hij heeft gekozen voor een technische studie, zoals jij hem al jaren aanraadde. En hij is ook nog hard op zoek naar een studentenkamer. Ik weet zeker dat je er van baalt dat je niet kan helpen verbouwen en verven in zijn nieuwe optrekje. Want dat had je absoluut met plezier gedaan. Toen ík ruim een jaar geleden aan het klussen was in mijn kamer, hielp je op alle voor jou mogelijke punten en momenten. En op de dag van mijn verhuizing reed jij heen en weer, om al mijn spulletjes veilig over te brengen.

Want zo was je. Je had alles voor ons over. Ik heb er nooit misbruik van gemaakt, maar ik wist wel dat ik maar een kik hoefde te geven en je stond klaar om me ergens heen te brengen. Of me op te halen ergens vandaan. Of me te helpen met iets waar ik op mijn leeftijd nog helemaal niets van snap. Mijn belastingaangifte bijvoorbeeld.

Ja. Je stond altijd voor ons klaar. En je was trots op alles wat we deden. Ook al heb je dat nooit op die manier gezegd; ik weet zeker dat het zo was. Een week of 3 geleden zag ik je voor het laatst. Ik haalde jullie met de auto op om daarna bij papa te gaan barbecuen. Het was één van die zeldzame weekenden met lekker weer deze zomer. Voordat we wegreden merkte oma op dat dit de eerste keer was dat jullie bij míj in de auto zaten, in plaats van andersom. Nu zouden jullie gaan ondervinden of het geld wat jullie in het halen van mijn rijbewijs hebben gestoken goed besteed is. Ondanks mijn lichte nervositeit door die opmerking, parkeerde ik de auto even later na een foutloze rit met een scherpe bocht voor papa’s garagedeur. Oma zei het meteen. Ik had prima gereden, en het was hun geld waard geweest. Jij zei niks op dat moment, maar even later zei je wel tegen P.: ‘je zus kan goed rijden’. Ondanks de indirectheid van je complimentje betekende het veel voor me dat je dat zei. Je gaf me de bevestiging die ik nodig had: je was trots op me. En ik ga ervan uit dat je dat nog steeds bent. En ook altijd zal zijn. Een trotse opa. Hou ons daarom ook maar goed in de gaten.

De afgelopen dagen heb ik met veel mensen gepraat. Iedereen zei hetzelfde: ik heb veel herinneringen aan een leuke opa. Want een leuke opa was je. Tot je ziek werd kon je álles nog. Dus deed je ook van alles met ons. Toen ik nog maar nét kon lopen en amper kon praten trokken we er al samen op jouw fiets op uit. Dieren kijken in het hertenkampje. Of eenden voeren met een paar sneetjes oud brood. Toen P. oud genoeg was, nam je hem mee naar voetbalwedstrijden. We gingen samen met je schaatsen, zodra de Lekkerkerkse sloten het toelieten en je vertelde ons voor het slapen verhaaltjes over kabouter Puntmuts. Toen P. en ik wat ouder werden en wat meer onze eigen weg gingen, was C. er om leuke dingen mee te doen, om mee te spelen en om verhaaltjes te vertellen als ze kwam logeren.

Ik weet nog goed dat je ons altijd voor de gek probeerde te houden als we kwamen logeren. Zodra P. en ik de deur binnenstapten met een tas met logeerspullen, keek je verbaasd en vroeg je wat we kwamen doen. Als we dan enthousiast en in koor ‘logeren’ zeiden, keek je zorgelijk en vertelde je daar niks van af te weten. ‘Wist jij dat Nathalie en P. komen logeren? Hebben we dan wel genoeg eten?’ vroeg je daarna aan Oma. Oma keek ons dan altijd even geruststellend aan, en zei dan tegen jou dat ze dat natuurlijk wel wist, maar dat jij was vergeten. Jij gaf ons dan een dikke knipoog en zei: ‘Oh, wat dom van me! Nou, dan moet ik maar snel een verhaaltje over kabouter Puntmuts gaan verzinnen.’ Toen we wat ouder werden begrepen we dat je ons voor de gek hield. Maar pas véél later nog stopte je met het vertellen over kabouter Puntmuts. Want jouw verhaaltjes bleven leuk.

Opa… Wie had dit nou gedacht een jaar geleden? Jij en oma maakten nog wilde plannen voor vakanties en natuurlijk jullie grote huwelijksfeest waarvan niemand mocht weten waar het was. Het is zo snel gegaan. Veel te snel. Niemand had dit verwacht. Ik was nog niet eens aan het idee gewend dat je ziek was, toen ik hoorde dat we afscheid van je moesten gaan nemen. Je wilde niet meer. Je had te veel pijn. Dat snap ik. Je hoeft nu eindelijk niet meer te vechten.

Lieve Opa, rust zacht. Wij zullen je nooit vergeten en voor altijd missen.

3 opmerkingen:

Sana zei

Mooi, Naat.
Goed dat je erover schrijft...

:-*

Anoniem zei

Mooi, de herinneringen zoals je ze hebt omschreven aan je opa.

-x-

Anoniem zei

Ik heb dit stukje al verschillende keren gelezen, maar weet nog steeds geen juiste reactie te geven. Mooi zoals je je herinneringen beschrijft. Voor mij ook herkenbaar, specifieke dingen die echt bij opa en kleindochter horen. Goed dat je erover schrijft.
Liefs