22 augustus 2012

Democratische overdenkingen.

Ik moest er even naar zoeken, maar uiteindelijk vond ik het stukje dat ik ooit eens schreef over de tweedekamerverkiezingen. Woensdag 22 november 2006 was destijds wat nu woensdag 12 september 2012 is. Op zoek naar mijn politieke voorkeur deed ik in 2006 alle stemwijzers die er online te vinden waren en ging ik met iedereen die er in mee ging de discussie aan over links, rechts, midden, progressief, conservatief... Bijna 6 jaar verder ben ik nog minstens zo zoekend. Blind de stemwijzer volgen is een optie, maar ook de minst bevredigende; mijn mening is toch niet samen te vatten in EENS of ONEENS?
Hoe weet ik welke partij de meeste van mijn meningen en ideeën deelt? In alle programma's wordt een zekere rozengeur en maneschijn opgehouden. Ongedekte plannen, loze beloftes; alleen maar om stemmen te trekken. En dat laatste kunnen ze als geen ander. Mensen die betaald debatteren zijn prima in staat om ons, 'normale mensen', te overtuigen. Zowel de plannen van de meest linkse en de meest rechtse partijen klinken volkomen logisch uit de mond van verbaal vaardige politici. Ik zou voor elk verkooppraatje kunnen vallen. Was het dus maar zo dat ik er maar één zou horen...

Na de stemwijzer (toch maar) serieus te hebben ingevuld, heb ik nog wat dingen geprobeerd; een mini-onderzoek naar manieren van invullen. Eén keer heb ik de stemwijzer zo sociaal/vriendelijk/goedgelovig* mogelijk ingevuld, duidelijke uitslag: SP. Daarna een keer zo asociaal/onaardig* mogelijk ingevuld, wederom duidelijk: VVD. De twee grootste partijen in onze nieuwe tweede kamer, als we de peilingen moeten geloven, komen als twee uitersten uit mijn 'onderzoek'. Behalve dat het me zowat onmogelijk lijkt om met een dergelijke uitslag een coalitie te vormen en daarna ook nog eens 4 jaar te regeren, vraag ik me ook af waar deze polarisatie (als ik het zo mag noemen) vandaan komt. Zoeken we uit onvrede extremen op? Of hebben Roemer en Rutte simpelweg het grootste overtuigingstalent?

En maakt het eigenlijk uit? Is er goed en fout regeringsbeleid? Kan een 'foute' partij aan de macht ons land kapot maken? Of leiden uiteindelijk alle wegen naar Rome? Misschien is regeringsbeleid slechts een druppel op de gloeiende plaat? Misschien is de golfbeweging van onze ontwikkeling niet zo beïnvloedbaar als we denken?

Ik zou graag nog het licht zien voor 12 september.
Mocht dat niet zo zijn zal ik het voor mezelf relativeren door te denken dat mijn ene stem heus geen verschil maakt.
Struisvogelpolitiek?



*Ik heb mijn best gedaan mijn mening over partijen zo veel mogelijk uit dit stuk tekst te laten. Ik heb echter een vermoeden dat dat bij het kiezen van deze woorden niet zo goed is gelukt. Mijn excuses.

11 juli 2012

Vriendschap anno 2012 (overdrijfsel met kern van waarheid)


Precies op tijd, voordat de voicemail het opnemen van mij zou overnemen, druk ik op de groene knop: ‘Hoi!’ zeg ik enigszins buiten adem van het sprintje naar mijn telefoon.  ‘En, en, en???’ klinkt de stem van Beste Vriendin ongeduldig aan de andere kant van de lijn. Hoewel mijn onbegrip zich zwijgend uit, snapt ze dat ik niet weet waar ze het over heeft: ‘Ik heb je zéker al 3 berichtjes gestuurd! Heb je die niet gelezen?’, vraagt ze klagend. Ik haal de telefoon een stukje van mijn oor en zie inderdaad een knipperend envelopje op het scherm heen en weer springen. ‘Niet gehoord,’ beken ik schuld. ‘Ohhhhh,’ zucht Beste Vriendin ontsteld in mijn oor, ‘nou, moet je horen...,’ begint ze en vertelt in geuren en kleuren wat ik nog tot dat moment had gemist.

Wat ik doe kan natuurlijk helemaal niet meer. Je telefoon is tegenwoordig een extra ledemaat, die je niet uit het oog mag verliezen.  Onbereikbaar zijn is not done. Terwijl ik het eerlijk gezegd al een persoonlijke prestatie vind om te weten waar ik mijn telefoon heb gelaten, als blijkt dat hij niet in mijn tas zit. Soms word ik dan ook gek van Beste Vriendin. Bij elk verwijt van mobiele nalatigheid fantaseer ik over een gsm-loze wereld. Een wereldwijde netwerkstoring is mijn grootste wens. 

Ik zou dan bij Beste Vriendin aanbellen om te vragen of ze tijd heeft voor een kopje thee. En dan zouden we gezellig en uitgebreid kletsen over wat we hebben meegemaakt, in plaats van alles in korte zinnen en met weinig woorden te delen via een telefoonschermpje. We zouden niet afgeleid worden door ‘plieppliep’ of ‘bzzzbzzz’ om vervolgens gedeelde aandacht te krijgen omdat de ‘pliep’ of ‘bzzz’ het begin van een (on)waarschijnlijk (on)belangrijk gesprek was. Na te zijn uitgepraat zouden we onze agenda’s trekken om snel weer iets gezamenlijks te plannen. Een keer geen ‘ik spreek je later’, waarmee dan vlugge smsjes zonder echte inhoud worden bedoeld. 

Het lijkt mij een ideale wereld. Maar lang zal het vast niet duren. Als de storing is verholpen is het al snel weer als vanouds; iedereen is weer online en contact verloopt in bytes. Er is geen weg meer terug; ik zal er aan moeten wennen. Gelukkig weet ik dat mijn vrienden wat ouderwetsiteit ook vaak kunnen waarderen: mijn per post verstuurde verjaardagskaart staat altijd wekenlang uitgestald. Probeer dat maar eens met een sms’je.

23 juni 2012

Ik zat in de auto...

Tijdens mijn studie leerde ik over flashbulb memory's; volgens wikipedia gedefinieerd als: "herinneringen aan de omstandigheden waaronder iemand voor het eerst kennis neemt van een erg onverwachte en significante (of emotioneel geladen) gebeurtenis" Meteen was ik destijds geïntrigeerd over de gedetailleerdheid van dergelijke herinneringen. Veel mensen weten immers al niet meer zonder moeite terug te halen wat ze één dag terug als avondmaaltijd hadden. Maar schokkende gebeurtenissen van zelfs tientallen jaren geleden staan in ons geheugen gegrift alsof ze gisteren gebeurd zijn.
We delen deze herinneringen graag met elkaar. Vooral op de verjaardag van de desbetreffende gebeurtenis zijn ze hot topic. Zo was ik persoonlijk op school, in de gang bij de kluisjes, net na mijn laatste lesuur, toen ik hoorde dat twee vliegtuigen zich in de Twin Towers hadden geboord. En elk jaar op 11 september deel ik dat feit verscheidene keren als het waar-was-jij-toen...? onderwerp ter sprake komt.

Waar ik donderdag tijdens het noodweer was zal ik niet lang onthouden: niet schokkend genoeg om een flashbulbmemory te worden. Desondanks merkte ik dat meteen toen het weer droog was een vergelijkbaar waar-was-jij-toen...? onderwerp een bijna niet te vermijden gespreksonderwerp werd. Van 90% van de mensen die ik sinds donderdag 20.30 uur heb gesproken weet ik waar ze waren, of dat binnen of buiten was, hoe erg ze zijn natgeregend, hoeveel ramen er thuis nog open stonden, enzovoort. (Ik zat in de auto. En het leek alsof iemand continu volle emmers water tegen mijn voorruit gooide. Met 50 meter zicht, reed ik met 70 km/u over de A20, die op dat moment meer weg had van een waterglijbaan dan een snelweg.)
Zo'n zeker niet wereldschokkende, maar toch wel even flink indruk makende gebeurtenis als het heftige buienfront dat over ons land trok, wordt een soort mini-flashbulbmemory. En zowel gevraagd als ongevraagd willen we kennelijk dolgraag kwijt wat deze gebeurtenis met ons heeft gedaan.
Nadenkend over deze mini-variant besefte ik dat ik geen tweede voorbeeld ervan kan verzinnen. Waarschijnlijk zal het noodweer van donderdag ook niet blijven hangen tot de volgende gelegenheid: mini-flashbulbs zijn tijdelijk. De levensduur van de herinnering is in elk geval wel langer dan de rest van wat ik donderdag heb meegemaakt. Want wat ik als avondmaaltijd heb gehad, is nu al een groot raadsel.

2 april 2012

Voorspelbaar?

Ik kijk veel films. Heerlijk vind ik het: in de bioscoop, onderuitgezakt voor mijn televisie, of bij een ander op de bank; zwijmelen bij een romantisch verhaal, meeleven met de hoofdpersoon in een dramafilm, niet meer bijkomen van het lachen bij een goede komedie of mijn nagels kapot bijten tijdens het kijken van een enge thriller. Ik laat me graag meeslepen in een onrealistisch verhaal, maar ook van een op ware gebeurtenissen gebaseerde film kan ik echt genieten. Het maakt mij niet uit als een film volledig voorspelbaar is, bij een komedie versterkt dat zelfs veel grappen, maar een goede onverwachte twist in het verhaal is ook welkom.
Naar mijn mening doen filmmakers vaak mislukte pogingen om zo'n twist in hun film te stoppen. Ook al zitten de laatste 30 minuten vol met wendingen die je niet had voorzien, voel je vaak wel aan dat het verhaal uiteindelijk toch een goed einde zal hebben. Bij mij veroorzaakt dat soms een soort 'moet dat nou?' reactie, omdat het voelt als het uitstellen van het einde van de film, in plaats van het verbeteren van de kwaliteit. Je zou het spannend moeten vinden, maar weet tegelijkertijd dat dat niet nodig is. In tv-series gebeurt soms hetzelfde; in Grey's anatomy zal Meredith nooit dood gaan, een verhaallijn waarin haar leven gevaar loopt, is daardoor minder spannend; en in The mentalist zal Patrick Jane door geen enkele crimineel vermoord worden om dezelfde reden: een hoofdpersoon (zeker één waarop de titel is gebaseerd) laten ze niet overlijden, daar kan je zeker van zijn. Two and a half men is overigens een uitzondering hierop; als je hoofdpersoon verslaafder is dan de alcoholist die hij in de serie speelt, mag van de regels worden afgeweken.

Heel af en toe stoppen schrijvers zó'n heftige twist in een filmscenario dat elke kijker verbaasd naar adem happend van zijn stoel valt. Een wending die inslaat als een bom, die het hele verhaal op zijn kop zet. Remember me, Passengers, The others, A beautiful mind; zomaar een aantal voorbeelden uit mijn DVD-collectie waarin het verhaal zo'n extreme twist heeft. Stuk voor stuk geweldige films.

Een tijdje terug zag ik One day. Een film die eigenlijk in bovenstaand rijtje past, maar er toch niet tussen staat. Ik zag de twist namelijk aankomen... Puur door de manier van filmen en het moment in het verhaal wist ik precies wat er ging gebeuren. De verrassing was weg, en het adem happen bleef uit.
Zou ik het voor mezelf verpest hebben? Heb ik zóveel films gezien dat ik niet meer verrast kan worden? Hopelijk niet... Maar films die mij écht verrassen zullen misschien wel steeds zeldzamer worden.
Ach, dat maakt ook niet uit. Voorspelbaarheid heeft ook zo zijn charme. Eén of twee adem-hap-momentjes per jaar is al voldoende. Dus doe mij maar gewoon af en toe een rampenfilm waarbij de wereld uiteindelijk vergaat. Of een romantische film waarin het pasgetrouwde stel vlak voor de aftiteling dood gaat omdat het vliegtuig wat hen naar hun huwelijksreisbestemming moet brengen neerstort. Of een spannende politiefilm waarin de moordenaar na twee uur spanning éindelijk ontmaskerd wordt, maar dan de rechercheur doodschiet en alsnog wegkomt. (Of misschien moet Sid in Ice Age 5 doodgaan. Of James Bond, in het volgende deel van die serie.....?)

31 maart 2012

Goed Doen

Het is bijna zover. Waarschijnlijk ben ik zo nog haastig thee aan het zetten of popcorn aan het maken omdat Ik hou van Holland (bijna) begint. De zon die een uur geleden nog voorzichtig mijn woonkamer in scheen, is inmiddels niet meer zichtbaar. Alleen de rode gloed in de verte verklapt nog de plek waar hij als laatst boven de horizon uitkwam. De schemering buiten zorgt voor steeds donkerder wordende huizen. Een moment dat we normaliter een rondje door de huiskamer lopen om wat licht te creëren. Maar vanavond niet. Van 20.30 tot 21.30 uur is het Earth hour. Iedereen die deelneemt doet tijdens dit uur juist alle lichten uit, om te laten zien dat we de toekomst van de aarde belangrijk vinden.

Ik doe mee. De volle 60 minuten. Ik heb een zwak voor dit soort acties. Het idee dat ik iets bijdraag, samen met mensen over heel de wereld, vind ik geweldig. Het gevoel van saamhorigheid met alle deelnemers, gecombineerd met het Goed Doen, maakt zelfs dat ik het zacht zeurende stemmetje in mijn hoofd over de minimaliteit van mijn bijdrage makkelijk kan negeren.
Ik zou graag meer Goed Doen. Mijn diepste 'ik' is een echte weldoener, maar puntje bij paaltje overheersen andere zaken; want eigenlijk kost Goed Doen in bijna alle gevallen teveel moeite of teveel geld (of nog erger: allebei). En helaas moet ik al veel moeite en geld verplicht afstaan, waardoor ik het beetje dat mij rest graag zelf houd.
Om deze gebrekkige weldoenerij goed te praten, houd ik mezelf voor dat ik 'later' wel heel veel Goed ga Doen. Dat ik ooit in de toekomst meer moeite en tijd aan allerlei goeds ga besteden, omdat ik dan meer van beide overhoud. Maandelijkse bijdragen aan talloze goede doelen, regelmatige vrijwilligerswerk-activiteiten en een wekelijkse boodschappenkar vol biologisch en ecologisch verantwoorde producten zullen ervoor zorgen dat ik me niet meer schuldig hoef te voelen. Wetend dat al dat Goed Doen in het verschiet ligt, kan ik nu prima met mijn minimalistische weldoenerij leven. Gelukkig maar.

Echter: als er dan een actie zoals Earth hour is, doe ik vol overgave mee. Niet omdat dat ene uur dat ik die ene lamp uit doe zoveel bijdraagt. Niet omdat we met alle deelnemers samen ons milieu kunnen redden van alle vervuiling. Maar wel omdat het belangrijk is om te laten zien dat we beseffen dat er maar één aarde is. De aarde zelf zal het nog miljoenen jaren uithouden. Maar zodra wij hier niet meer kunnen overleven, zal ons ras snel uitsterven. Misschien niet mijn probleem. Misschien niet eens van mijn kinderen of kleinkinderen. Maar het houdt een keer op. Hopelijk lukt het ons om de onvermijdelijkheid van dat moment tegen te gaan. Niet alleen door een uur het licht uit te doen, maar door écht een verschil te gaan maken.

Zo.
Dan ga ik nu maar die kop thee zetten en popcorn maken.
Gelukkig ben ik technisch slecht onderlegd. Anders zou ik nu misschien moeten beseffen dat de waterkoker laten koken en de magnetron tweeënhalve minuut laten werken meer stroom kost dan die ene lamp...

12 maart 2012

Als ik de baas zou zijn...

Ik doe het niet meer. Ik stop ermee! Ik wil er niks, maar dan ook echt niks, meer over horen!
Ik zal zorgen dat ik een CD aan heb staan in de auto op ieder heel en half uur; ik zal nu.nl uit mijn favorieten verwijderen, ik zal naar een andere televisiezender zappen zodra iemand met serieuze blik recht in de camera kijkt en zodra ik vermoed dat iemands zin, beginnend met woorden als 'heb je al gehoord dat...' of 'wat vind jij er eigenlijk van dat...' ongewenst gaat eindigen, zal ik mijn vingers in mijn oren stoppen en hard LALALALALALALA roepen, totdat diegene zijn mond weer sluit. Want ik ben er klaar mee. Het komt me mijn neus uit. Ik ben het spuugzat! Zolang nieuwsberichten zo negatief als ze nu zijn blijven, worden ze door mij geboycot!

Bezuinigingen, dood en verderf in het Midden-Oosten, crisis in het Westen, nog enkele bezuinigingen, oneindig duurder wordende benzine, weer wat bezuinigingen, steekpartij hier, dodelijk ongeluk daar, en natuurlijk nog meer bezuinigingen. Het is toch niet leuk meer? Dat vinden jullie toch ook? Ik kan niet de enige zijn die hier chagrijnig van wordt.

Natuurlijk is het niet alleen rozengeur en maneschijn in de wereld. Dat snap ik best. Ik kan ook echt wel een beetje slecht nieuws hebben. Maar het houdt ergens op. Dus trek ik een grens.
Althans... dat zou ik willen.
In werkelijkheid is het nieuws overal. Ook zonder krantenartikelen merk ik dat tanken steeds duurder wordt. Ook zonder nieuwsuitzending hoor ik de sirenes buiten. En ook als niemand mijn mening over actuele kwesties vraagt, hoor ik ze in de wandelgangen vanzelf voorbij komen. Het nieuws valt niet te vermijden. Hoe graag ik het ook zou willen; het kan niet.

Toch moet het wel wat leuker kunnen, vinden jullie ook niet? Een vleugje rozengeur door elke uitzending? Een lichtstreepje maneschijn over elke krantenpagina?
Als ik de baas zou zijn van het journaal zou ik het wel weten! Ik zou zorgen voor minstens 50% feel-good berichten. Iets over pasgeboren lammetjes, over van de zon genietende strandgasten, of over een mooie film in de bioscoop. Ik zou reportages maken over getalenteerde mensen, over mensen die zich inzetten voor een goed doel, of over een nieuwe tentoonstelling die de moeite waard is om te bezoeken. 'Komkommernieuws' zouden critici het denigrerend noemen, maar ik zou meer kijkers trekken dan welk ander journaal ook. Mensen hebben gewoon behoefte aan goed nieuws. Maar aan die vraag wordt nu door geen enkele nieuwsverschaffer voldaan. Zelfs het jeugdjournaal maakt tegenwoordig moedeloos. Om van de hopeloosheid die het 'grote mensen journaal' uitstraalt maar niet te spreken. Als ik de baas zou zijn, zou dat dus veranderen. Als ik de baas zou zijn, zouden we ondanks de narigheid in de wereld glimlachend het weerbericht ingaan. Als ik de baas zou zijn, zouden we weten dat er naast al die ellende nog veel meer mooie, leuke en fijne dingen gebeuren. Als ik de baas zou zijn, zouden mijn ochtendkijkers fluitend de dag beginnen en mijn avondkijkers een heerlijke nachtrust tegemoet gaan.

Bij deze dus mijn open sollicitatie.

11 maart 2012

"Ach, dat komt nog wel"

Zou ik lui zijn?
Ik vraag me dat soms serieus af. Liever niet hoor. Ik zou liever al mijn tijd maximaal benutten en nooit denken: "ach, dat komt nog wel", "zo'n haast heeft dat niet" of "later komt dit beter uit". De realiteit valt helaas tegen en de voorraad voorbeelden is onuitputtelijk.
Ik heb nog nóoit een volle vuilniszak meteen na het dichtknopen naar beneden gebracht. ("ach, dat komt nog wel", "zo'n haast heeft dat niet", "later komt dit beter uit") Een mail die meer dan één regel antwoord van mij vraagt, klik ik weg. ("ach, dat komt nog wel", "zo'n haast heeft dat niet", "later komt dit beter uit") Als mijn auto een lage bandenspanning heeft, een lege ruitenwisservloeistoftank of een kapot lampje kan er maanden zitten tussen met moment dat ik dit constateer en het moment dat ik er wat aan doe. ("ach, dat komt nog wel", "zo'n haast heeft dat niet", "later komt dit beter uit") En dan heb ik het voor het gemak niet over hoe lang het duurt voor ik mijn auto was als hij vies is. Want dat is al ruim een jaar de taak van de regen...
De lijst van dingen die ik 'eigenlijk al had willen doen' is zo lang dat het me zeker een week of twee zou kosten om weer met een schone lei te beginnen. Maar eerlijk gezegd is deze lijst ook amper korter geworden in de 5 maanden die ik werkloos thuis zat. Hoeveel tijd ik heb is kennelijk geen relevante factor in dit verhaal. Maar wat dan wel? Hoeveel zin ik heb? Hoeveel beloning ik ervaar? Ik weet het niet zo goed. Zo zittend achter mijn computer kan ik me de weerstand niet eens voorstellen, maar na het vervangen van een vuilniszak voelt het echt als een enorme opgave om er meteen mee naar de container te lopen. En het leegruimen van de vaatwasser duurt misschien 10 minuten? Maar toch staat de nieuwe vieze afwas al ruim een dag in mijn gootsteen te wachten tot ik hun schone varianten weer in de kast zet.

Het klinkt nu misschien alsof mijn huis een zwijnenstal is en ik alleen maar op de bank hang, wachtend tot mijn klusjes door de kaboutertjes gedaan worden. Zo erg is het niet, gelukkig. Ik loop wel achter de feiten aan, ben zeker geen perfecte huisvrouw, maar zorg toch wel regelmatig dat de boel weer aan kant is. Sowieso op momenten dat ik bezoek krijg; misschien geen ideale motivatie, maar het werkt wel.

Een heel apart hoofdstuk in dit verhaal is sporten. Ik ben zo iemand die een fitnessabonnement neemt en vervolgens de sportschool sponsort zonder van de faciliteiten gebruik te maken omdat ik wel absoluut van plan ben om te sporten, maar puntje bij paaltje teveel redenen (smoesjes?) heb om niet te gaan. Moe...spierpijn...druk...verkouden... Uiteindelijk realiseer ik me dat het niet werkt en zeg ik mijn lidmaatschap op. Om me al snel daarna te bedenken dat ik eigenlijk wel moet sporten: goed voor mijn conditie, nuttige tijdsbesteding, goed voor mijn gewrichten (hoe vaak de fysiotherapeut wel niet het belang van sporten heeft benadrukt...) en daarnaast is klagen dat je broeken strakker zitten maar er vervolgens niks aan doen ook niet handig.
Met bovenstaande achterliggende gedachten sloot ik anderhalve week geleden mijn derde abonnement in 5 jaar tijd af. Uiteraard met veel twijfels, want waarom zou het nu anders zijn? Diezelfde vraag stelde ik aan degene die mij rondleidde in de sportschool. Hij vertelde me dat zij meer afwisseling bieden, waardoor sporten leuk blijft, en dat ze met sportcoaches werken waardoor je in de gaten gehouden wordt: als je niet komt, trekken ze vanzelf aan de bel en gaan ze met je in gesprek. Dat klonk wel goed. Bovendien is het dichtbij. (en een maandabonnement is zo duur dat niet gaan alleen al daarom een schuldgevoel veroorzaakt)
Sinds anderhalve week sta ik versteld van mezelf. Tijdens mijn 12 dagen lidmaatschap ben ik 7 keer geweest. ZEVEN keer! Ik geloof het eigenlijk zelf amper. Ik heb aan 3 groepslessen meegedaan, heb  2 keer gezwommen en heb me 2 keer op de fitnesstoestellen uitgeleefd, waarvan één keer met sportcoach om een trainingsschema op te stellen.
Ik denk dat het gaat lukken nu. Het voelt anders dan andere keren. Ik vind het fijn om even te gaan sporten. Het voelt als ontspanning. (Minder ontspannend is overigens dat ik al ruim een week spierpijn heb, en dat ik na 5 minuten op de crosstrainer sta te hijgen als een oud vrouwtje en waar ik eerst minuten lang buikspieroefeningen kon volhouden stort ik nu na 5 sit-ups op de grond alsof de instructrice iets onmenselijks van ons vraagt. Doelen genoeg dus nog.)

Na het sporten pak ik thuis netjes meteen mijn tas uit; natte handdoek uithangen, sportkleren laten luchten of in de was. Daarbij kan ik niet denken "ach, dat komt nog wel", "zo'n haast heeft dat niet", "later komt dit beter uit", want iedereen weet hoe een sporttas gaat ruiken als je hem pas 'later' uitpakt. Vervolgens plof ik als vanouds op de bank. Want dat huishouden... "ach, dat komt nog wel", net als het beantwoorden van die mailtjes ("zo'n haast heeft dat niet") en al die andere dingen ("later komen die beter uit"). Met een beetje mazzel neem ik op weg naar de sportschool wel de volle vuilniszak mee. Ik kom immers pal langs de container. Zó lui ben ik dus ook weer niet!

18 januari 2012

Getuige

Hij viel me al op vanaf de ingang van het winkelcentrum. Hij was druk om zich heen aan het kijken, waardoor zijn looptempo soms vertraagde en ik bijna op zijn hielen stapte. Terwijl ik hem inhaalde, genoeg hebbend van het aanpassen van mijn snelheid, stopte hij resoluut bij een koffietentje, waar hij een zwarte gebreide muts van het hek afpakte. Even plotseling als hij was gestopt, liep hij weer verder. Nu was het mijn beurt om te vertragen en ik liet de man weer voorbij lopen. Nieuwsgierig en enigszins verbaasd observeerde ik hem. Hij zette de muts op zijn hoofd en vervolgde zijn weg met grote zekere stappen. Hij was al op me uit aan het lopen en toen bleek dat hij links ging waar ik rechts moest, staakte ik mijn achtervolging.
De zwarte muts, waarschijnlijk door een vriendelijke voorbijganger gevonden en op het hekje van het koffietentje gelegd in een poging hem weer te verzoenen met degene die hem daar was verloren, is volgens mij niet bij de rechtmatige eigenaar terug. Deze man is misschien officieel geen dief. Maar het zich toe-eigenen van de muts, gebruik makend van zijn eigen snelheid en de onoplettendheid en onverschilligheid van omstanders, is op zijn minst oneerlijk te noemen.
Ondanks mijn verbazing over de situatie bemoeide ik me er niet mee. "Meneer, is dat wel uw muts?" zou ik hem op strenge toon kunnen vragen. "Hou je er buiten!" zou hij mogelijk vervolgens zeggen, of misschien krijgen we wel ruzie, of hij negeert me simpelweg en loopt verder. De kans dat hij zegt: "Ja, je hebt gelijk, ik had hem niet moeten pakken. Weet je wat, ik ga hem meteen terugleggen!" is bijzonder klein.

Om het bijbehorende conflict te vermijden houd ik mijn mond in situaties als dit. Je weet maar nooit hoe hoog het conflict oploopt en waarschijnlijk heeft mijn vermanend toespreken weinig effect. Ik zeg dus niks tegen mensen die een snoepje pakken uit de schepbakken in de winkel, ik hou mijn mond als een voorbijganger zijn afval op straat gooit en als ik zie dat iemand zwart rijdt in de metro zal ik me er niet mee bemoeien.
Voor jullie geldt hetzelfde toch? Volgens mij houden we allemaal liever onze mond. Zolang we er zelf geen last van hebben, doen we alsof onze neus bloedt.

Toch vraag ik me soms af of we misschien juist wel iets van dergelijke kleine misstanden zouden moeten zeggen? Moeten we elkaar niet op het rechte pad houden? Want als je sanctieloos met zulke relatief onbelangrijke dingen wegkomt, ga je dan niet steeds ergere dingen doen, wetend dat je toch ongestraft zult blijven?

Desondanks hou ik dus mijn mond als 'getuige'. Doe alsof ik niets zie. Vertel later misschien aan een vriendin wat voor bizars ik meemaakte, waarna we samen klagen over het steeds asocialer worden van onze samenleving. Of zijn wij als zwijgende getuigen eigenlijk net zo asociaal.....?

14 januari 2012

Discriminatie?

Ik zag deze week twee films met racisme als thema: The Help; een Amerikaanse film die zich afspeelt in de jaren '60, en Doodslag; een Nederlandse film, met Theo Maassen in de hoofdrol. Beide films maakten veel indruk op me, waarschijnlijk nog versterkt door het feit dat ik ze kort na elkaar zag.
De discriminatie die in The Help te zien is vinden wij tegenwoordig onvoorstelbaar. Met gekromde tenen zag ik hoe de Afro-Amerikaanse vrouwen die wel door de blanken worden ingehuurd om hun huishouden te doen, tegelijkertijd geen gebruik mogen maken van hun WC's en behalve onderbetaald ook nog volledig respectloos behandeld worden. Nu, in de 21e eeuw, is discriminatie verboden volgens zowel onze Nederlandse grondwet als de Amerikaanse 'constitution' en kennen we zelfs een term als positieve discriminatie om maar te zorgen dat er écht niet gediscrimineerd wordt. De Verenigde Staten hebben momenteel bovendien hun eerste niet-blanke president! Een wereld van verschil met 50 jaar geleden. Toch?
De film Doodslag laat een andere kant van het verhaal zien. Een Marokkaanse jongen wordt doodgeslagen en de dader krijgt na het uitzitten van zijn gevangenisstraf bedreigingen naar zijn hoofd van de vrienden van de jongen. Ze beschuldigen hem van racisme, ook al was het ras van de jongen voor de dader volledig irrelevant. Tegenwoordig voelen minderheidsgroepen (en dat bedoel ik puur kwantitatief) zich soms iets te snel slachtoffer van discriminatie. Waardoor ze zichzelf in feite discrimineren. Autodiscriminatie? (Staat dat woord al in de Van Dale?) Een soort self fulfilling prophecy eigenlijk. Er al vanuit gaan dat anderen je zien als van een lagere klasse, en dan ook op basis daarvan op die ander reageren, waardoor je je minderwaardig opstelt. Waarschijnlijk zit in alle vormen van autodiscriminatie wel een kern van waarheid. Desondanks zouden we waarschijnlijk meer in ons leven bereiken als we ons niet zo zouden laten beïnvloeden door wat anderen misschien wel over je zouden kunnen denken.
Voor mij geldt dit ook. Misschien vooral op professioneel vlak, maar ook in andere situaties, kan ik soms denken dat men mij als jong en onervaren ziet en ik daarom niet serieus genomen word. Gedeeltelijk zal dit waarschijnlijk waar zijn, echter kansen om mezelf dan wel te bewijzen, laat ik soms (uit angst?) liggen, waardoor ik het beeld van anderen eerder bevestig dan ontkracht. Zonde. Maar ook lastig te veranderen.

Hieruit volgend ontstond een tweede zelfkritische vraag: hoe racistisch ben ik eigenlijk naar anderen?
Ik denk eigenlijk niet dat racisme altijd een keus is. Ik denk dat ook de minst racistische personen soms discriminerende gedachtes hebben. Misschien wel (bijna?) automatisch. Discrimineren doe je immers niet voor je lol, je doet het uit zelfbescherming; uit angst voor een bepaalde groep. Wanneer ik discrimineer?
Als ik in het donker op straat loop en een groep jongens zie die wat lachen en stoer doen, loop ik er met een ruime boog omheen... Als ik in een wat ongure wijk in Rotterdam loop houd ik mijn tas steviger vast als ik een jongen met pet, Nike Air Max en trainingsjas passeer, dan als ik een oud vrouwtje tegenkom... Als een man in net pak mij om wisselgeld voor een automaat vraagt, zal ik daar eerder mee instemmen dan als diezelfde man ongeschoren en op blote voeten op mij afstapt...
Is dit allemaal onterecht? Of is het een prima strategie om mezelf in veiligheid te houden?
Of het nu terecht of onterecht is; ik denk dat er mij verder weinig kwalijk genomen kan worden op het vlak van discriminatie. Of iemand nu homo, allochtoon, gehandicapt, wanstaltig lelijk of 100 kilo te zwaar is; ik behandel iedereen met respect. Daar hoef ik geen medaille of lintje voor hoor. Ik vind het doodnormaal.

Of het daadwerkelijk normaal is, vraag ik me echter af... Soms schrik ik ervan hoe mensen om mij heen over anderen praten. Hoe veroordelend ze kunnen zijn. En misschien doe ik dat ook wel, zonder me daar nu bewust van te zijn. Als ik denk aan de moeite die een homokoppel moet doen om te trouwen, hoe lastig het is voor een gehandicapte om werk te vinden en hoe elke willekeurige moslim angstig wordt aangekeken in het vliegtuig na de aanslagen op 11 september 2001, besef ik dat we er nog (lang?) niet zijn. Ook al is het de 21e eeuw en is er al veel veranderd vergeleken met een halve eeuw geleden; discriminatie is nog altijd een wezenlijk probleem.
Zullen we over nog eens 50 jaar in een wereld vol gelijkheid leven? Of zit discriminatie-loos leven misschien niet in onze aard? Ik ga er geen geld op inzetten.....

11 januari 2012

Creativiteit

Volgens mij is het altijd al zo geweest. Ik kan het me in ieder geval niet anders herinneren.
Ik weet nog dat ik als klein meisje in de keuken aan de slag ging met een maak-zelf-kaarsen-pakket en de mooiste kleurcombinaties probeerde te maken. Ik weet nog dat ik op een kinderfeestje van een vriendin leerde om 3D-kaarten te maken, waar ik daarna nooit meer mee gestopt ben. Ik weet nog dat ik een schriftje met notenbalken wilde hebben, zodat ik mijn eigen muziek kon componeren. Ik weet nog dat ik zelf een (5-pagina's lang?) boek schreef/tekende, wat daarna door de kopieermachine op mijn vaders werk 'uitgegeven' werd.

Nu ben ik 25, 'volwassen', en nog steeds haal ik mijn plezier uit dezelfde dingen: al mijn hobby's hebben creativiteit als kenmerkende eigenschap. Het is wel anders dan vroeger. Ik pak het wat serieuzer aan, streef wat meer naar kwaliteit, maak een vooropgesteld plan in plaats van zomaar wat te doen. Dat zal wel bij volwassen worden horen. Als kind ben je toch wat vrijer, je hebt dan niet per se inspiratie nodig om ergens aan te beginnen. Sterker nog; dat eerder genoemde zelf 'uitgegeven' boek barstte van het plagiaat. Het was gebaseerd op een tekenfilm, waarbij ik zowel het verhaal als de namen van de hoofdpersonen slechts zo minimaal had veranderd dat iedereen de oorsprong er zonder moeite uithaalde. En bij gebrek aan een geschikte melodie voor het liedje wat ik wilde schrijven, gebruikte ik gewoon een nummer wat ik al kende en verving de tekst voor mijn eigen verzinsel. Geen probleem uiteraard. Niet als kind, maar natuurlijk ook niet als volwassene: zolang je niet doet alsof je het zelf hebt verzonnen, zal niemand bezwaar maken. Daarom bestaat muziek maken voor mij tegenwoordig uit het naspelen en nazingen van andermans nummers. Als ik nu teken of schilder, ligt er een voorbeeldplaatje naast mijn papier. En als ik kook of bak is er altijd wel een recept dat ten grondslag ligt aan wat ik aan het maken ben.

Maar met schrijven is het anders. Als ik nu schrijf werk ik aan een écht persoonlijke creatie. Sinds 2003 plaats ik mijn schrijfsels op deze weblog. Ondanks de nodige ups, downs, stiltes en oplevingen staat hier inmiddels een flinke verzameling aan teksten. De één is serieus, de volgende pure flauwekul, soms gaat het over een algemeen maatschappelijke kwestie, een andere keer over mijn eigen luxeprobleem. Hoe dan ook en wat ik ook schrijf, ik weet zeker: dit is mijn ding, hier kan ik mijn creativiteit en de rest van mijzelf in kwijt. En zoals ik al ooit eerder zei: ik wil er iets mee. Ik wil zo goed, leuk of mooi (leren) schrijven dat mensen mijn boek in hun kast willen hebben.

Hoe ik dat project moet realiseren is me echter een raadsel. Ondanks het feit dat ik momenteel erg ruim zit in mijn vrije tijd en, in tegenstelling tot eerder, meerdere ideeën voor een geschikt plot in mijn hoofd heb, komt er weinig uit mijn handen. Kort geleden, op een dapper moment, begon ik met hoofdstuk 1. Het duurde zeker vier uur voordat ik het tot nu toe behaalde resultaat van 515 woorden op papier had staan. En eerlijk gezegd zou ik zelf al na een regel of twee afhaken; het lijkt nog nergens op.
Een boek schrijven is toch wel heel anders dan dit soort teksten op een weblog. Waar ik hier vrij kort en bondig van een inleiding via de kern richting het slot toeschrijf, is dat proces in een boek amper vergelijkbaar. Behoorlijk wennen dus. Maar uiteraard zet ik door! (En in de tussentijd blijf ik hier gewoon oefenen.) Tegen de tijd dat ik proeflezers nodig heb, horen jullie het!