3 september 2004

Die jeugd van tegenwoordig

Ik weet het, dat is een zinnetje wat oude zeikerds gebruiken. Maar ook ik, als 17 jarig meisje, vind die zin toch wat vaker van toepassing de laatste tijd. Want die jeugd van tegenwoordig ís gewoon echt verziekt.

Een voorbeeldje: ik loop bij de oosterhof, richting de winkels, hoor ik een jongetje van maximaal 10 jaar naar een 'vriendje' roepen: 'Mietje, ik ga echt op school vertellen dat je een mietje bent, aan íedereen'. Leuk hoor, pesten..
Op diezelfde dag, in diezelfde oosterhof: ik loop een beetje te slenteren, hoor ik alweer zo'n jongetje-dat-net-zonder-zijwieltjes-kan-fietsen schreeuwen, deze keer is het echter zonder censuur niet voor quoten geschikt: 'k*nkerjoch, flikker toch op'. Reactie: 'krijg de t*fus'. Leuk hoor, met ziektes schelden..
Ook op die dag, in Albert Heijn: ik was klaar met werken, liep naar de kantine toe, hoor ik opeens onwijs veel geschreeuw en gehuil in het kantoortje van de filiaalmanager. Ik ging vragen in de kantine of diegene die daar zaten wisten wat er was gebeurd, blijkt dat drie van die net-geen-kleutertjes hadden gejat. En dat ze nu de wind van voren kregen. Je kon ze horen huilen: 'ik wil geen strafblad' 'ik heb er spijt van' 'nee, niet de politie'. Leuk hoor, stoer doen en snoepjes jatten...

Één dag, en die dag is geen uitzondering. Kleine jongetjes en meisjes zijn gewoon hondsbrutaal, hebben geen manieren en al helemaal geen blad voor hun mond. Ik vraag me af of ze überhaupt opgevoed worden. Of dat ze gewoon iedere ochtend op straat gezet worden en 's avonds om een uur of 11 weer binnen verwacht worden. En die scheldwoorden leren ze écht niet uit zichzelf, dus ook wat dát betreft leg ik de schuld bij de ouders.

Nu klink ik écht als zo'n omaatje hè..? 'Die jeugd van tegenwoordig..' Dat hoort eigenlijk over míj gezegd te worden. Maar ik heb wel respect, manieren en besef van wat ik wel en niet kan doen/zeggen.
Nog meer trouwens, dan de meeste zeikende omaatjes. Want hoe zij ook zeuren over die jeugd van tegenwoordig. De keren dat ik tot 10 moet tellen voordat ik helemaal uit mijn stekker ga tegen zo'n vrouwtje omdat ze me voor weetikhetwat uitmaakt of dat ik bijna werd overreden door zo'n omaatje omdat ze niet kunnen autorijden zijn écht niet snel te tellen.

Over de rest van de bevolking heb ik trouwens ook genoeg te klagen hoor... dus ik ben waarschijnlijk gewoon een zeikerd en mijn gezeur zegt niets. Maar het valt wel op: héél veel mensen zijn het met me eens. En dat zegt weer wél wat.

30 augustus 2004

Moeilijk

Sommige dingen in het leven zijn heel moeilijk. Zo is er bijvoorbeeld een spreekwoord wat zegt dat vrienden máken niet moeilijk is, maar vrienden houden wel. Dit laatste bewijst zich keer op keer in mijn leven. Dat hoort dus, kennelijk, maar dat maakt het niet minder moeilijk.

Zo bestaat er een heel lieve meid die ik sinds de brugklas ken. Dat is op een week na, geloof ik, 6 jaar geleden. In die zes jaar zijn we voor zover ik weet altijd vriendinnen geweest. Soms kwam het wat meer van de ene kant, soms wat meer van de andere. Op sommige momenten waren we heel close en op andere momenten was onze gemiddelde conversatie een vluchtig 'hoi' - 'hoi'. Toch heb ik nooit echt het idee gehad dat ik haar kwijt was. Ik vertrouwde haar, zag haar als iemand op wie ik terug kon vallen. (En dat zegt wat bij mij ) Toch is het nu mis. Hoe het is gekomen weten we eigenlijk allebei niet, maar it hurts, like hell. Misschien klinkt dat overdreven, maar zo voelt het momenteel.

Het rare is, dat we inmiddels allebei een aantal mailtjes naar elkaar hebben gestuurd en de boel eens flink uitgepraat hebben (voor zover dat via mail mogelijk is) en allebei graag willen dat het weer goed komt. Maar wat zeg je tegen iemand die je al maanden niet gesproken hebt? Wat zeg je tegen iemand waarvan je tot op de dag van vandaag nog niet eens wist wat voor opleiding ze ging doen, omdat je het niet durfde te vragen? Hoe moet je je gedragen tegenover iemand die dingen over je gezegd heeft die normaal gesproken onvergeeflijk zouden zijn? Hoe moet je houding zijn als je iemand daarna weer spreekt?

Ik wil wel praten, ik wil weer samen lachen en desnoods ook samen huilen. Maar die eerste stap is zó verdomd moeilijk. En het blijft zó ontzettend makkelijk om me gewoon te blijven verschuilen in de stilte. Toch moet één van ons iets doen. En tot die tijd, blijven we gewoon doorgaan met deze variant op verstoppertje. Een spelltje dat pijn doet. Althans, bij mij.

En bij haar? Ik hoop het (niet).

17 augustus 2004

Mijn verleden..

En daar stond ik dus, oog in oog met het meisje dat mijn leven mijn hele basisschooltijd zuur heeft gemaakt. Zij beantwoordde mijn aandacht met een betekenisloze blik. Zou ze me herkend hebben? Het is al 6 jaar geleden.
Onbewust gingen mijn gedachten terug in de tijd. De dingen die zij heeft gedaan zijn onvergeeflijk. Stelen is verboden, zij stal mijn spullen en liet anderen dat met haar overheersende gezag hetzelfde doen. Geweld is meestal zinloos, zij sloeg en schopte me geregeld tot ik bont en blauw zag. Schelden doet geen pijn, maar haar woorden vliegen nog regelmatig door mijn hoofd. Ik was te dik, te klein, te slim, te dom, te lelijk, kleedde me niet modieus en kon eigenlijk niets goed.
Wat was ik blij toen ik eindelijk klaar was op die basisschool, en nog veel blijer was ik, toen ik 3 jaar later vanuit het gehucht waar die school staat naar Rotterdam verhuisde. Natuurlijk had ik die pesterijen inmiddels gedeeltelijk achter me gelaten, maar toch was een van mijn eerste gedachte toen de verhuizing vast stond dat ik haar nooit meer zou hoeven zien.
Dat klopte, tot vandaag. En wat het met mij doet is meer dan ik had verwacht, en nog meer dan dat ik zou willen. Dit stukje van mijn verleden laat me dus niet los, hoewel ik dacht het te hebben afgesloten. En hoewel zij nu behoorlijk stevig is, en klein en er nog slecht uitzag ook, voelde ik me op mijn stoel in de bus steeds kleiner worden, wetend dat zij achter me zat.
Niet eens wetend, of ze überhaupt wel wist wie ík was.

16 augustus 2004

Roken, een zonde?

'Maar ik rook niet!' is het excuus van verschillende jongens en meisjes in de anti-rook-spotjes, nadat ze vaak iets onvergeeflijks bij een ander hebben gedaan. Hoe erg ze die anderen ook pijn doen, hoe vreselijk ze diegene ook voor lul hebben gezet, het feit dat zij niet roken maakt alles goed. Hierdoor worden niet-rokers boven de rokers in onze maatschappij geplaatst. In mijn omgeving en vriendenkring is dit op het eerste gezicht net zo. Maar als je íets beter om je heen kijkt is roken helemaal geen zonde.

Mensen steken nóóit hun eerste sigaret op omdat ze 'trek hebben in een peuk' of omdat ze 'de rook van andermans sigaretten zo lekker vinden ruiken'. Nee, mensen doen dit óf omdat ze nieuwsgierig zijn, óf omdat ze stoer willen doen. In dat eerste geval zullen die mensen dat ook nóoit in hun eentje uitproberen. Want wat heeft dat voor zin? Een pakje Marlboro kopen van 3,90 en je gezondheid samen met dat bedrag inleveren? Nee, dat doen mensen niet, mensen 'bietsen'. Dat wil zeggen, ze vragen heel nonchalant aan iemand die ze kennen: 'heb jij toevallig een sigaretje voor mij?' Onder de rokers is het heel gebruikelijk om sigaretten uit te delen, dus de kans is erg groot dat diegene een sigaret in zijn handen geduwd krijgt. Om het vuurtje hoef je overigens niet eens te vragen, die houdt jouw gulle gever al snel een centimeter of tien voor je neus. Als deze nieuwsgierige het vies vindt, wat in de meeste gevallen het geval is, zal deze nooit uit zichzelf een pakje sigaretten kopen. Maar iedere keer dat hij weer samen is met zijn gulle gever rookt hij of zij een sigaretje mee 'voor de gezelligheid'. Totdat anderen zien dat hij of zij rookt en ook op andere momenten sigaretten gaan aanbieden. Als ze op een gegeven moment een opmerking maken over geld en eerlijkheid en dat 'sommige mensen nooit hun eigen sigaretten roken' besluit onze nieuwsgierige toch maar zelf een pakje te kopen. En nog een, en nog een... totdat het een pakje per dag is geworden en diegene zich plotseling realiseert dat dit een verslaving is. Welkom tot de wereld der rokers, staat er op een niet-tastbaar contract. Jammer genoeg leest niemand de kleine lettertjes, dus weet niemand dat ze nooit meer met niet-rokers zullen zoenen zonder kokhalsneigingen te veroorzaken, dat ze op tientallen ziektes risico lopen en dat hun conditie nooit meer zal tippen aan die van niet-rokers.
Voor stoer-doeners gaat het eigenlijk hetzelfde, want ook dezen vinden hun eerste sigaret écht niet lekker (met uitzondering van die enkele te verwaarlozen procent van de bevolking) en een tweede steken ze écht alleen maar op als die hun aangeboden wordt. Deze mensen zullen echter eerder zelf pakjes kopen, omdat het uitdelen van sigaretten veel stoerder is dan het 'bietsen' bij anderen. En ook deze stoer-doeners realiseren zich op een bepaalde dag dat ze verslaafd zijn en tekenen het zelfde onzichtbare contract.

Deze twee rokers vallen op dat moment buiten de groep van de niet-rokers. Deze laatsten vinden roken vies en willen eigenlijk niet dichter dan tien meter bij een brandende sigaret komen. In de groep rokers worden ze echter (te) gemakkelijk opgenomen en het lijkt net alsof ze nooit bij de andere kant hebben gehoord. Door de buitenwereld worden ze aangemoedigd om te stoppen, en ook binnen de rookgroep wordt stoppen als iets stoers gezien. Iets waarvoor je ballen nodig hebt. De meeste rokers missen namelijk de échte motivatie om te stoppen. Ze willen het wel, maar ze doen geen serieuze en succesvolle pogingen. De rokers die deze motivatie wél bezitten worden op handen gedragen. 'Hem/Haar lukt het wel, wat goed! Nu ga ik het zeker ook weer proberen,' zullen ze roepen. Ook de niet-rokende buitenwereld feliciteert en complimenteert de stoppers, want 'stoppen met roken is niet makkelijk', dat weet toch iedereen.....

Dus, of roken een zonde is? Volgens mij niet. Dood ga je toch wel, of dat nou wat eerder is door die sigaretten lijkt mij niet belangrijk, na je 60e is er toch geen reet meer aan je leven. De enige voorwaarde is dat je moet stoppen. Begin met roken en stop daarna weer en je wordt als een held ontvangen.

Belachelijk. Maar wel de realiteit.

Olympische spelen

In een stadion dat zeker door een aantal getalenteerde architecten is ontworpen, werd vrijdagavond het olympisch vuur door de laatste deelnemer aan de langste estafette ter wereld aangestoken. Een prachtig televisie moment, wat in real life natuurlijk nog veel prachtiger moet zijn geweest. Dit laatste kon je ook overduidelijk zien aan de kleine knipperende witte lichtjes in het publiek; flitsen van camera's, foto's makend die je vol trots en enthousiasme bij iedere volgende verjaardag rond zal laten gaan.

Dit 4-jaarlijkse evenement vergt een groot organisatorisch team. Want wat er allemaal bij die spelen komt kijken, en van wat dus allemaal door het organiserende land geregeld moet worden, dringt waarschijnlijk maar een fractie bij ons door. Die vier jaar zijn dan ook hard nodig, en worden tot en met de laatste minuten volledig gebruikt om alles klaar te maken voor deze nieuwe geschiedenisschrijvende gebeurtenissen. Hoewel bij íedere spelen het organiserende land ervan beschuldigd wordt te laat te zijn begonnen, verkeerd te hebben gepland en onvergeeflijke fouten te maken, verloopt iedere keer eigenlijk zonder al te grote problemen. Wat die organisatie allemaal kost is al helemáál niet iets waar wij enigzins juist naar kunnen gissen. Ik denk dat er bedragen in omgaan die ík niet een kan uitspreken. Natuurlijk zijn er ontzettend veel sponsors, maar dan nog: tijdens de eerste spelen, nog voor de geboorte van Christus, was het allemaal een stuk primitiever.

Waarom het tóch weer iedere keer doorgaat? Daar kan ik eigenlijk maar één reden voor bedenken. Saamhorigheid. Tijdens de spelen wordt er een gezonde, geweldloze en sfeervolle strijd gestreden. Heel wat anders dan al die oorlogen dus. En dat vind ik goed. Even tijdelijk de strijdbijl begraven en gewoon samen een leuk spelletje doen. Het zal natuurlijk geen vredesverklaring tussen de VS en Irak veroorzaken, maar ik denk wel dat het resultaat er mag zijn. D
Dit principe geldt trouwens alleen voor de Olympische spelen. Denk maar eens aan het WK voetbal en alle rellen die uitbreken als bepaalde landen niet naar behoren presteren.

Nee, de Olympische Spelen zijn uniek daarin. En ik hoop ook, dat wat er ook met onze wereld mag gaan gebeuren, dat die spelen altijd zullen blijven bestaan, ook al zijn dat dan misschien wel de enige paar weken per vier jaar dat mensen in vrede met elkaar leven.
De Olympische Spelen verdienen goud. En daarbij proost ik op nog oneindig veel sportplezier.

27 april 2004

De laatste dag

Morgen is mijn laatste dag op school. Tenminste, mijn échte volledige lesdag. Vanaf donderdag ben ik vrij en na de vakantie heb ik nog een week facultatieve lessen, wat betekent dat ik waarschijnlijk nog geen 10 uur op school zit. Dus is morgen mijn laatste dag. Want na die facultatieve week beginnen de examens.

Over een maand ben ik al bijna klaar. Heel onwerkelijk is dat. Gelukkig kan ik de laatste tijd wat positiever naar die examens kijken, ik mag allemaal 4en halen en dan slaag ik nog. Hoewel een 4 voor economie nog erg hoog gegrepen vind maak ik me er niet meer heel erg druk om. Ik bén niet perfect en hoef dus ook niet alleen maar voldoendes op mijn lijst te hebben. Met een 1 voor mijn economie ben ik nog steeds geslaagd, dus waarom zou ik me zorgen maken?

Maar goed; die laatste dag... Het is heel dubbel. Ik roep al maanden dat ik blij zal zijn als ik van 'die kutschool' af ben. Ik irriteer me mateloos aan de huidige onderbouw en zie niet hoe deze kleuters ooit tot 'de top van ons land' kunnen behoren, want dat schijnen vwo-leerlingen te worden. Ook in mijn klas zitten een aantal van deze kleuters. Hun gedrag is soms nog benéden het peil van die irritante onderbouwers. Zij zullen dus ook wel geen minister of staatssecretaris worden.
Wat ik wel ga missen zijn de leuke contacten. Met mijn klasgenootjes (die niet in hun kleuterjaren zijn blijven hangen) enzo natuurlijk, maar ook met de leraren. Het 'hoi' wat ik vaak op de gangen krijg toegeworpen van lerare(sse)n die ik al jaren niet meer heb maar nog steeds in mij geïntereseerd zijn doet me vaak goed. En de vrienden en vriendinnen die ik in de afgelopen 6 jaar heb gemaakt natuurlijk ook.
Natuurlijk zijn er talloze vervelende dingen gebeurd en heb ik de onderbouw zo ongeveer verdrongen. Toch zijn veel herinneringen positief, en ik weet, uit ervaring mbt de basisschool, dat deze herinneringen na een tijdje gaan overheersen.

Ooit zal ik dus op mijn laatste dag terugkijken als een verdrietige gebeurtenis.

Maar niemand neemt het mij toch kwalijk als ik morgenmiddag om kwart over 4 even een megagroot feestje voor mezelf ga geven hè!?

26 april 2004

Kleintje

Kleintje was de muis die wij de komende twee weken te logeren zouden hebben gekregen. En Kleintje was leuk. Kleintje kon heerlijk in een holletje in je arm gaan liggen slapen, of liefkozend knabbelen op het topje van je vinger.
Maar dat was vorig jaar. Vorig jaar hebben we een week in oktober op Kleintje gepast. Toen was Kleintje leuk.

Nu werd Kleintje vrijdagavond bij ons binnen gebracht met de boodschap dat we hem maar moesten bewaren als hij dood zou gaan. Wij dachten toen nog dat het een geintje was..
Zaterdagmiddag begon Kleintje opeens raar te doen, hij werd heel stil, en leek epileptische aanvallen te hebben. Daarna ging het eigenlijk alleen maar bergafwaarts. Hij at niet meer en dronk niet meer, liep alleen wat rond in zijn kooi. Zondagochtend lag hij op zijn zij, langzaam ademend, nog steeds schokkend, en moe van het vechten tegen zijn dood. Soms kreeg hij weer energie waarmee hij dan een stukje liep, even over zijn randje heenkeek of wat piepte, maar de oorzaak van deze aandachtstrekkerij was geen honger. De dood wachtte op ons Kleintje.
's Avonds heb ik Kleintje, inmiddels op sterven na dood, met een rietje water geprobeerd te voeren, maar de kracht het door te slikken ontbrak bij hem. Daarna heb ik nog ruim een half uur bij hem gezeten, rustig aaiend, fluisterend dat het goed was, dat hij mocht gaan.

Een uur nadat ik hem terug heb gelegd overleed Kleintje; een muis waar ik eigenlijk niets mee heb gehad, tot zijn laatste drie dagen aanbraken.
Nu is hij dood en voelt het toch alsof ik wat kwijt ben geraakt. Alsof ik iets belangrijks ben verloren. Stom eigenlijk.
Want wie hecht zich nou aan een logeer-muis?

15 maart 2004

Midd-studie-crisis (© Arthur)

Een uitzichtloos bestaan leef ik momenteel. Ik weet al sinds het begin van deze periode wat ik moet leren voor mijn laatste tentamens die aanstaande maandag beginnen en ik ben nog steeds niet begonnen. Wat dus inhoudt dat ik voor volgende week 4 Nederlandse boeken moet lezen, 100 pagina's Geschiedenis moet lezen en leren, 2 Module's Economie moet leren en ga zo nog maar een tijdje door. Deze tentamens zijn de allerlaatste die ik voor mijn Centrale Examens moet maken, vandaar dat ik dus gewoon MOET leren. Maar laat ik nu nét een dipje hebben. Een mega-dipje welteverstaan. Want ik voer geen r**t uit. En dat is écht niet ideaal in je examenjaar.

Ik ga wel naar school, en ik ga naar mijn werk, maar behalve eten, slapen, computeren en tv kijken doe ik daarnaast dus helemaal niks, noppes, geen flikker. Misschien komt het doordat ik nog zoveel moet doen, dat de druk te hoog is ofzo. Maar ik heb het zelf zover laten komen, dus zou ik er eigenlijk zelf ook wat aan moeten doen.

Ach...
Waarschijnlijk begin ik aanstaande zondagmiddag aan één van die 4 boeken Nederlands, lees ik die half en noem ik dat 'voorbereid' en haal ik toch een 6 voor mijn mondeling, zo gaat dat namelijk bij mij. Het ''overal tussendoor glippen'' is door mij uitgevonden.

Of zal het deze keer anders zijn, haal ik gewoon een harde 1. Of zal het anders gaan, begin ik straks gewoon met goede moed aan mijn boeken. De tijd zal het leren... al weet ik nu al dat die tijd meer zal gaan leren dan ik.

9 maart 2004

Opruimen

Toch raar...

Ik heb heel mijn kamer opgeruimd, is heel mijn vloer leeg, kan ik weer huiswerk aan mijn bureau maken, kunnen mijn vissen weer door hun raampjes heen kijken (kan ik mijn vissen weer zien) en is mijn keyboard bespeelbaar in plaats van opslagplaats voor schone was.
Maar nu ben ik dus alles kwijt. Ik kan zoeken totdat ik een ons weeg, maar voor het vinden van sommige dingen moet het in mijn kamer toch echt weer de pleureszooi zijn die het vorige week nog was. Dán weet ik namelijk precies waar mijn sleutels zijn (onder die spijkerbroek die half onder mijn kast ligt) en waar mijn bankpasje is (tussen dat boek onder mijn bed als bladwijzer) en waar mijn Nederlandse boeken zijn (onder de stapel kleding onder mijn bureaustoel).

Het is heel simpel, een nette kamer is voor mij een ramp, ik hou meer van geordende chaos.

29 februari 2004

Michelle

Michelle is niet Michelle. Michelle is een pseudoniem. Eigenlijk is Michelle één groot raadsel. Een puzzel, die ik waarschijnlijk nooit helemaal af zal krijgen. Waarschijnlijk is die niet eens compleet, is 'Michelle' zelf stukjes kwijtgeraakt, in het midden gelaten of dat expres of per ongeluk is geweest.
Ieder mens heeft zo zijn eigen, unieke, puzzel. En het duurt voor anderen een heel leven om die puzzel een beetje op te lossen. Van Michelle heb ik waarschijnlijk alleen maar middenstukjes. Van die stukjes waarvan er in die puzzel nog minstens 100 meer lijken te zitten die exact hetzelfde uitzien. Sommige stukjes zitten al aan elkaar vast, anderen liggen nog heel los. Van sommigen weet ik al dat ze altijd los zullen blijven liggen. Randstukjes heb ik nog niet, en hoekjes al helemaal niet. Ik heb Michelle immers nog nooit ontmoet. Wie weet is Michelle wel niet wie ze zegt dat ze is. Dan kan ik weer op nieuw beginnen met mijn puzzel, áls ik dat dan nog wil.
Nu is Michelle`s puzzel tot nu toe hartstikke mooi, en kan ik de meeste stukjes zonder veel moeite vinden, maar er zijn van die mensen die echt moeilijke puzzels hebben, of juist té makkelijke, maar de meesten zitten hier tussenin. Ikzelf geef de hoekjes en de randen erg snel weg, alleen de middenstukjes hou ik graag voor mezelf. Deze stukjes geven namelijk weer hoe het er 'in mij' aan toegaat, en daarmee wil en kan ik niemand belasten.
Toch laat ik soms, per ongeluk of toch stiekem expres, wel eens zo'n stukje vallen. Michelle raapt deze stukjes vaak op, en stopt ze voorzichtig in haar puzzel van mij. Hopelijk worden beide puzzels steeds duidelijker en uitgebreider en blijft Michelle's puzzel zo leuk en mooi als nu. Maar of er ooit een dag zal komen dat ik Michelle met haar échte naam groet, dat weet ik niet. Sommige puzzelstukjes zijn erg moeilijk te vervangen..