15 november 2007

De acht en een half.

Toen ik hoorde dat ik een cijfer zou krijgen voor de presentatie die ik vorige week woensdag uit mijn losse pols had gegeven, omdat ik pas midden in de nacht was begonnen met het voorbereiden ervan, met de gedachte 'het gaat erom dát ik hem doe, niet hóe ik hem doe', viel ik op een haartje na om van schrik.
Degene die mij zo deed schrikken, stelde me al snel gerust. Míjn presentatie ging namelijk goed, zíj moest zich juist zorgen maken, want zíj had het verpest! Natuurlijk was het toen mijn beurt om haar gerust te stellen. Gelukkig kon ik dat ook oprecht doen. Er was namelijk niks mis met haar presentatie.
Een uurtje later kregen we onze cijfers terug. Er kwam een voorzichtige 'joehoe' uit mijn mond, toen ik zag dat ik een acht-en-een-half had. Opgelucht en blij keek ik verwachtingsvol om me heen.
Zíj-die-haar-presentatie-had-verpest slaakte naast me een zucht van verlichting. Op haar blaadje stond exact hetzelfde cijfer. De jongen naast haar deelde eveneens ons cijfer, en het meisje achter ons ook. Mijn joehoe-gevoel zakte al een beetje op dat moment, maar kwam op een dieptepunt toen het meisje voor me een 9 bleek te hebben gekregen.
Ik zou natuurlijk kunnen denken: de vijf presentaties van vorige week waren allemaal heel goed! Toch voelt een acht-en-een-half heel anders als dit cijfer én het laagste, én het meest voorkomende cijfer is. Raar is dat... dat de blijdschap over een gekregen cijfer afhangt van wat de anderen hebben gehaald. Natuurlijk ben ik blij met mijn cijfer, begrijp me niet verkeerd, maar mijn gevoel heeft het level van mijn eerste joehoe-reactie niet meer gehaald. En dat is jammer. Want iedere acht-en-een-half zou zo'n gevoel verdienen, toch?

Geen opmerkingen: